- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Platform
- KZGW
- Contact
Stap eens over die drempel!
Juist als voorzitter van de redactieraad van het oudste tijdschrift van Nederland, het wetenschappelijke tijdschrift Archief, opgericht in 1769, zou hij een oproep willen doen aan amateurhistorici en met name jongeren: ‘Loop toch eens een archief binnen; stap over die drempel. Er zijn zo veel mogelijkheden om historisch onderzoek te doen. Begin bijvoorbeeld gewoon eens met een vraag, hoe zag mijn woonwijk er in het verleden uit?’
Het is de bekommernis om jongeren, om hen te enthousiasmeren en te laten slagen in het vak dat de geboren Limburger zelf zo veel heeft gebracht. Hoe het zo gekomen is? ‘Ooit stond ik zelf voor de keus: rechten of geschiedenis studeren. Rechten leek mij toch wat saai en statisch en vond ik niet zo inspirerend, terwijl ik met betrekking tot geschiedenis toch wat liefhebberijen had. Zo was ik in aanraking gekomen met de briefwisseling van de Franse geleerde Ismael Boulliau en die heeft mij zo geïntrigeerd dat ik er later nog mijn dissertatie over heb geschreven.’
‘Dat boeit mij bij geschiedenis, te weten te komen hoe mensen drie á vierhonderd jaar geleden in het leven stonden. Wat waren hun denkbeelden, wat bewoog hen, hoe was het leven van die mensen. Ook de toen heersende moraliteit is een belangrijk onderwerp voor mij. Het is boeiend te zien hoe de moraliteit in de loop der eeuwen is veranderd.’
Niet voor niets was hij tot zijn emeritaat onder meer bijzonder hoogleraar ‘Ideeëngeschiedenis van de vroegmoderne tijd in haar sociale context’ aan de Erasmus universiteit in Rotterdam. Het speelde al bij zijn ‘vroege liefde’ Ismael Boulliau, die zowel rooms-katholiek priester was als astronoom en aanhanger van Copernicus en derhalve enigszins in een mentale spagaat verkeerde. Moraliteit speelde ook in de slavernij, waar in de vroegmoderne tijd wel ‘verlichte’ ideeën over bestonden, maar die ook verankerd lag in de economie. ‘Hoe verandert de moraliteit; hoe komt het dat mensen hun stem verheffen en andere mensen volgen?’
Henk Nellen heeft zich tijdens zijn werkzame leven vooral met Hugo de Groot beziggehouden. ‘Ja, zijn tolerantie. Godsdienst hoorde je, volgens hem, vooral als een persoonlijke zaak te zien.’ Van 1980 tot 1992, was Nellen bureauhoofd van het Grotius Instituut totdat het opging in het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Hij heeft verschillende belangrijke publicaties over deze denker en staatsman op zijn naam staan. In 2007 publiceerde hij een biografie over Hugo de Groot voor welke hij in 2010 de Henriëtte de Beaufort-prijs ontving. Van dit werk is een Engelse vertaling verschenen. In 2021 volgde een tweede biografie waarin hij nieuwe thema’s uitwerkte.
Hij bleef als gastonderzoeker naar onder meer ‘Bijbelkritiek en secularisatie in de 17de eeuw’ aan het Huygens Instituut verbonden. Het raakt een boeiend punt, want de 17de eeuw was natuurlijk de eeuw van Descartes en Spinoza, ‘maar’, zo stelt Nellen, ‘gek genoeg kwam de Bijbelkritiek uit de kerk zelf voort en dat begon al in de 16de eeuw. Het veronderstelt dat men goed onderlegd moet zijn in de Bijbel en zijn grondtalen. Er bleken bijvoorbeeld tegenstrijdigheden en kleine verschillen in de teksten te bestaan. Ook zou je de Bijbel als een geschiedenis van de Joden voor de Joden kunnen zien. Zo is er in de loop van de tijd veel van het bovennatuurlijke afgeknabbeld.’
Nellen was verder actief als secretaris van de Vereniging van Neolatinisten en is bestuurslid van ‘Grotiana’, de stichting die zich inzet voor de publicatie van de werken van Hugo de Groot. Verder was hij betrokken bij Europa Humanistica, een repertorium van humanisten-editeurs uit de 16de eeuw. De laatste jaren fungeert de historicus ook in de hoofdredactie van het Genoootschapstijdschrift Archief. ‘Ik ben ooit hier voor gevraagd door Frits Smulders en ik ben het leuk gaan vinden.’
Het Genootschap zou zich vooral moeten richten op de jongeren en verder iedereen die zich met geschiedenis wil bezig houden, zo is zijn mening. Mensen zijn geïnteresseerd in de geschiedenis van hun leefomgeving, ook allochtone mensen. Nellen wil niets liever dan enthousiasmeren: ‘ Er zijn zo veel mogelijkheden. Heel veel bronnen zijn gedigitaliseerd en de Nederlandse overheid steekt heel veel geld in archieven en bibliotheken. Iemand die geïnteresseerd is in een bepaald onderwerp heeft dus veel mogelijkheden om onderzoek te doen. Als iemand zich afvraagt, hoe moet ik dat aanpakken, dan zijn er heel behulpzame archiefwijzers. De serviceverlening van Nederlandse archieven is voorbeeldig. Een goed voorbeeld van een prachtige archiefingang is de Handschriftenverzameling van het Zeeuwsch Genootschap, in digitale vorm voorhanden via de site van het Zeeuws Archief. Zelf was ik ooit ook wat schrikachtig voor een archief. Maar je moet de tijd er voor willen nemen en als je iets interessants vindt zoek er dan literatuur bij. Schroom niet, maar ga die drempel over. Het gaat niet altijd van een leien dakje; als je paleografisch niet zo bekwaam bent moet je soms wennen aan een bepaald handschrift.’
Wat de rol van het Genootschap betreft ziet hij daarin ook een stimulerende functie. ‘Als een student een goede scriptie heeft geschreven, publiceer die dan, al of niet in verkorte vorm, bijvoorbeeld in Archief van ons Genootschap.’
Inspirerende woorden, die hopelijk niet aan dovemansoren zijn gericht.
Op een actieve manier met (lokale) geschiedenis bezig zijn, is en blijft leuk. Speurend in archieven stuit je op mensen van vlees en bloed. Weliswaar uit (ver) vervlogen tijden, maar die toch dichterbij ons staan dan we vermoeden.