uitgelicht
collectie-
stuk

Historie

Oprichting
In 1769 werd het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen officieel opgericht. De aanleiding vormde een Vlissings initiatief tot de oprichting van een lokale organisatie van wetenschapsbeoefening in 1765. De Staten van Zeeland juichten dit initiatief toe, maar wilden het verbreden, een regionale uitstraling geven naar het voorbeeld van de al in 1752 opgerichte Hollandse Maatschappij van Wetenschappen. De oprichting van wetenschappelijke gezelschappen paste fraai binnen het gedachtengoed van de Verlichting. De maatschappij moest worden verbeterd en daartoe moest onderzoek worden verricht en de resultaten daarvan in publicaties vastgelegd. In de beginperiode van het Zeeuwsch Genootschap – de titel ‘Koninklijk’ zou pas in de twintigste eeuw worden toegevoegd – lag de nadruk op geneeskunde, theologie en toegepaste wetenschap. Alles werd nog volop geplaatst in het kader van Gods schepping. Immers, wanneer de natuur wetenschappelijk zou worden onderzocht, leidde dit tot meer inzicht in God en Zijn bedoeling met de schepping. Om onderzoek te stimuleren werden prijsvragen uitgeschreven. Bekroonde prijsvragen werden gepubliceerd door het Genootschap.

Verhandelingen
Het eerste deel van de Verhandelingen van het Genootschap verscheen al in 1769, een jaar na de oprichting. Op de titelpagina staan veel symbolische figuren afgebeeld, waaronder de godin Minerva met de Bijbel in haar hand, de nog immer gebruikte spreuk ‘non sordent in undis’ (zij staan in hoog aanzien), een altaar aan de godin Nehalennia gewijd, een portret van de stadhouder die ‘protector’ was van het genootschap, de wapens van Vlissingen en Middelburg, een wereldbol, boeken, muziekinstrumenten, planten, potjes, een telescoop en op de achtergrond de stad Vlissingen, de geboortegrond van het genootschap.

Verzameling
Met de publicaties begon ook de verzameling van het genootschap. Al in de achttiende eeuw werden grote collecties aangelegd, soms afkomstig uit de overzeese gebiedsdelen, zoals planten, schelpen en gebruiksvoorwerpen. Verder werden munten en penningen verzameld, boeken, instrumenten en alles wat maar enigszins een voor die dagen wetenschappelijke betekenis had. In die tijd werd de basis gelegd van de huidige omvangrijke èn bijzonder waardevolle collectie van het genootschap. Er werd ook voor huisvesting gezorgd en wel in Vlissingen, waar het genootschap een pand aan de Oude Haven betrok, waar nu het Bellamypark is. Middelburg, waar toch de meeste leden woonden, begon een eigen afdeling in 1784, onder de naam Departement Middelburg. De Franse Tijd bracht de nodige onrust en in 1799 overwoog het bestuur van het genootschap ernstig zichzelf op te heffen en de bezittingen te verkopen. Dat ging het Departement Middelburg te ver. Men besloot de Vlissingse vestiging op te heffen.

Legaat uit 1775: Buffet beplakt met tientallen soorten schelpen (o.a. hoorns, platte schelpen, orgelpijpkoraal, otolieten). Middenonder de wapens van Job Baster en zijn echtgenote Jacoba Vink. Afkomstig uit zijn woonhuis, Havenpark 35 in Zierikzee. Hierbij horen twee uit schelpen opgebouwde vogeltjes (Collectie Online G2158).


Middelburg
In 1801 werden alle bezittingen overgebracht naar de Middelburgse vestiging, het Museum Medioburgense in de Latijnse Schoolstraat. Daarmee werd het genootschap van de ondergang gered. Onder invloed van de Franse Revolutie en de bezetting veranderde de doelstelling van het genootschap. Het ging niet langer om ‘nuttige kunsten en wetenschappen’, maar om ‘bespiegelende wetenschappen’. In die tijd nam ook de belangstelling voor de historie toe, zodanig dat werd begonnen met het verzamelen van puur historische voorwerpen, zoals oude handschriften, muntenvondsten en voorwerpen van belangrijke personen. In die tijd groeiden vooral de bibliotheek en de collectie oude handschriften. Dat werd niet in de laatste plaats bespoedigd doordat in 1801 in het reglement werd bepaald dat ieder lid hetzij tijdens zijn leven, hetzij bij overlijden een boek, een penning of een ander object aan het genootschap moest schenken.

Popkensburg. Tekening door J. Pelgrom, 1859. In bruikleen bij Zeeuws Archief

Zelandia Illustrata II-970. Popkensburg. Tekening door J. Pelgrom, 1859. In bruikleen bij Zeeuws Archief.

Zelandia Illustrata
De publicaties, die enige tijd uit het zicht waren verdwenen, begonnen ook weer te verschijnen. De lezingen of voordrachten waren altijd al doorgegaan en werden gehouden in het Museum Medioburgense. Halverwege de negentiende eeuw verdween het systeem van prijsvragen. Het bood geen antwoord meer op de vragen die in de maatschappij leefden. Inmiddels kostte het de nodige moeite om alle bezittingen op een adequate manier te ordenen en te beheren. Daartoe werd een reorganisatie ingevoerd, waarbij het bestuur werd bijgestaan door conservatoren voor de verschillende collecties. In 1863 kwam een bijzondere collectie prenten en tekeningen in het bezit van het genootschap. Op de zolder van het kasteel Popkensburg te Sint-Laurens, waar de alom bekende familie Van Citters resideerde, was een enorme collectie aanwezig. Het kasteel werd na het overlijden van de laatste bewoner gesloopt, maar er was bepaald dat de collectie eerst aan het genootschap zou worden aangeboden. Daarmee was de Zelandia Illustrata geboren, want het genootschap besloot tot aankoop.

Huisvesting
Eind van de eeuw werd het genootschap verblijd met de schenking van een pand aan de Wagenaarstraat, waardoor de collecties op een voor die tijd moderne wijze museaal konden worden gepresenteerd. Vanaf 1856 verscheen jaarlijks het Archief van het Zeeuwsch Genootschap, waarmee de publicaties tot op de dag van vandaag een structureel karakter kregen.

Collectie
Rond de eeuwwisseling veranderde er nogal wat in het beheersbeleid van het genootschap. Delen van de collectie werden in bruikleen gegeven aan andere instellingen. Zo gingen de boeken- en handschriftenverzameling en de gedrukte kaarten naar de Provinciale Bibliotheek in de Lange Delft en de getekende kaarten naar het Rijksarchief. Bij het bombardement van 17 mei 1940 ging een groot deel van de collectie van het genootschap in de Provinciale Bibliotheek verloren. Unieke voorwerpen als schilderijen, geïllumineerde handschriften, porselein en belangrijke voorwerpen gingen in vlammen op. De boeken- en handschriftenverzameling liep ernstige (water)schade op. Na de Tweede Wereldoorlog zakte de belangstelling voor het genootschap danig af. Men stelde andere prioriteiten en de tijd van de inbreng door de gegoede burgerij – de jarenlange stimulator van het genootschap – was voorbij.

Reorganisatie
Na de oorlog kwam er opnieuw een reorganisatie. Het genootschap moest meer naar buiten treden. Vanaf die tijd werden excursies, lezingen, congressen en publicaties verzorgd. Aan het eind van de jaren zestig besloot het genootschap de collectie die het nog in eigen beheer had onder te brengen in de nieuwe Zeeuwse Museumstichting. Enkele jaren later werd het pand aan de Wagenaarstraat verkocht. Andere onderdelen van de collectie zijn in beheer en worden tentoongesteld in andere musea, waaronder enkele landelijke, zoals het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Inmiddels is de collectie internationaal gewaardeerd.

Werkgroepen
Vanaf de jaren zestig werd ook besloten tot de oprichting van werkgroepen, waarvan de eerste de Werkgroep Historie en Archeologie was (1964), die het jaar daarop nauw ging samenwerken met de Vereniging voor Dialectonderzoek. In 1966 kwam de Werkgroep Geologie tot stand, in 1968 gevolgd door de Juridische Werkgroep, in 1977 de Werkgroep Muziek en in 1982 de Werkgroep Theologie. Daarnaast werden commissies ingesteld, voor het realiseren van publicaties zoals de Encyclopedie van Zeeland, die begin jaren tachtig het licht zag. Ook het systeem van conservatoren werd verbeterd.

Levende organisatie
Tegen het einde van de twintigste eeuw werd het genootschap geconfronteerd met enkele financiële en organisatorische problemen, waarop een forse vernieuwing plaatsvond. In 2019 werd op een grootse wijze het 250-jarig jubileum gevierd. Centraal daarin stond het jongerenprogramma YESC, waaraan 450 kinderen actief deelnamen.  Op de officiële feestdag, 15 juni, was ook Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix aanwezig in de Sint-Jacobskerk in de stad van oprichting Vlissingen. Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen wil nu een organisatie zijn die, naast het beheren van de unieke collecties, midden in de tijd wil staan.  Een van de speerpunten is dan ook het digitaliseren van de enorme collectie, in het project Collectie Online, waarmee in 2018 is begonnen. Het Genootschap wil daarnaast goede afspraken blijven maken met de instellingen, die de collecties beheren en wil vanuit een eigen verantwoordelijkheid naar buiten treden met lezingen, excursies, congressen, aansprekende tentoonstellingen en publicaties. Daarnaast wil het een actieve rol vervullen bij het ondersteunen van maatschappelijke ontwikkelingen die het cultuur- en natuurhistorisch erfgoed van de provincie Zeeland betreffen.

Het Zeeuws Genootschap: een levende organisatie
met een indrukwekkende collectie.