- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Terug naar Rederijkers in Zeeland
Zinspreuk: ?
Patroonheilige: ?
Vroegste bronvermelding: 1497/98
Laatst bekende bronvermelding: 16 juni 1614
Eind 1597 kwam ook het einde voor de Thoolse rederijkerskamer. Op 17 november werd de ‘prins’ van de kamer opgedragen de ‘keur’ over te geven en op straffe van de ‘hoogste boete’ af te zien van verdere bijeenkomsten. De reden voor die maatregel werd in de resolutie niet vermeld, maar waarschijnlijk betekende het een overwinning voor de predikanten van de classis, die al meermalen hun bezwaren tegen het voortbestaan van deze oude culturele instellingen hadden geuit. Opmerkelijk is dat veel andere kamers, zowel op het eiland Tholen als elders in Zeeland, hun bestaan veel langer hebben weten te rekken.
Resolutieboek, inv.nr. 1 van het Archief Stad Tholen 1330-1936, f. 53
17 november 1597
Op den 17en novembris ’97 hebben bailiu, borgemeesters ende schepenen, collegialiter vergadert zijnde, voor hun ontboden Anthoni Leysz. als prince van de camer van rhetorica, ende hem affgeyst de keure van de camer van rhetorica bij ons verleent, mitsgaders de wilkeure bij henselven gemaeckt. Ende hem, prince belast, op de hoochste boete ende op zijn poorterschap, geen vergaderinge ter cause van de camer meer te houden. Ende de voors. keuren opgesloten op den stadthuise.
Van gelijcke es ten voors. daghe mede in de voors. collegie ontboden Cornelis Breyel als knape van den voors. camer ende hem, op gelijcke pene als voren, belast die van de camer van rhetorica nyet meer te vergaderen, noch in hunne camer noch elders. Ende heeft den voors. prince bij eede verclaert dat in dezelve camer zijns weten geen andere keuren en zijn als hij alhier overgelevert heeft.
Resolutieboek, inv.nr. 17 van het Archief Stad Tholen 1330-1936, f. 19
16 juni 1614
De retherijckers versoucken erectie van haere camer.
Op de requeste van de liefhebbers van de const van rhetorica versoeckende dat haere camer weder mochte werden opgericht ende sij oeffenen in aller sedicheyt ende stellicheyt de voorseyde conste. Is verstaen, dat men sal informeren off in andere steden van Zeelant deselve oeffeninghe ende openbare exercitie toelaet ende in dien gevalle naeder op haere keure te letten.
Geschiedenis:
De Thoolse kamer duikt voor het eerst op in de stadsrekeningen van 1498/99: ‘ghescenct den ghesellen van den retorijken 5 pond, 4 groten’. Dat jaar en een jaar eerder vermeldde de stadsrekening (1497/98) ‘Gescenct de ghesellen van den blauwer schuten’. In vroeger rekeningen komen de kamer en de gezellen van de blauwe schuit niet voor. Dan treden de voetboog en handboogschutters op tijdens de ommegang. De gezellen van de blauwe schuit worden ook in 1548/49 nog in de stadsrekening vermeld. De rekeningen in de jaren tussen 1498 en 1538 ontbreken. Volgens Kops 1774, echter werd in 1534 op Tholen het spel Pluto ontscaect Proserpina opgevoerd. Of dat in de stad was? (Checken bij Kops en zie Hummelen, Repertorium 159, nr. 2.30). In 1538/39 blijkt echter naast de gezellen van de blauwe schuit ook uitbetaald te zijn aan: ‘den jonge gesellen van den blau scuyte den xiii juny anno xxxviij na oude custume’. Het is mij vooralsnog niet duidelijk hoe deze en de direct daaropvolgende post gelezen moeten worden: ‘Betaald den prince vande retrocine voirschreven jairel. wedde’. Slaat dat voorschreven op de jonge gesellen van de blauwe schuit en is dat dus een ander gezelschap dan het eerder genoemde? En zo ja, betreft het hier dan de aanduiding voor de rederijkerskamer? De stadsrekening van dat jaar maakt namelijk eerder geen melding van de rederijkerskamer, dus lijken de twee voornoemde posten door het ‘voirschreven’ gekoppeld te worden. Hetzelfde jaar: ‘geschoncken den coninck vande retrocine den xxviij juny xxxviij [vij …. wijne], vi pond 9 groten.’ En verder nog: ‘beth Jan Dornels […] prince vande retrocine ter cause vande reparatie gedaen aende vleeshouwerdragers ende andere stadswagens ende ander reparatie na […] bilgetken den borgemeesters overgegeven den xxx juny anno xxxiiij, xxiiij [pond, vj groten’. De post daarop vermeldt: ‘beth den prince vande retrocine vanden ommeganck te stellen anno xxxviij, viij [pond]’. De volgend rekening stamt uit 1548/49. De stad betaald dan in verband met de ommegang uit: ‘den prinche van den rethrocyn van ghelijke van xxix ghesellen xii d. den man’.
Een ‘Meyspel van sinnen’ dat in 1551 te Amsterdam werd opgevoerd vermeldt in het Brusselse afschrift Tholen als plaats van herkomst. Het afschrift is van Reyer Gheurts, aan het slot staat: Jacop Awyts fecit. Het stuk is van religieuze aard.
De raad besloot op 17 november 1597 de kamer te verbieden en deelde de prins van de kamer, Anthoni Leys en de bode Cornelis Breijl dit besluit mee. Het verbod was blijkbaar succesvol, want de rederijkers waren genoodzaakt op 16 juni 1614 een verzoek tot wederoprichting in te dienen. Hoewel Kops meedeelt dat de kamer van Tholen na het twaalfjarig bestand werd geopend [Schotel II, 61] Een van de indieners van het verzoek was de toenmalige secretaris van de stad Jhr. Philibert van Borssele (van 1617-1625 burgemeester). Hun verzoek had waarschijnlijk geen succes, het is het laatste teken van rederijkersactiviteiten in Tholen.
Varia:
Repertorium rederijkerskamers DBNL:
Den Blauwer Schuten: BEKIJK BRONNEN OF GESCHIEDENIS
Rederijkers Tholen 1493-1614, versie 31 januari 2021.
Laatst bewerkt 25 mei 2021.