uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 8 Mijn heere den heselpaeus
Auteur(s) op 1 maart 2014
Trefwoord(en) , ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Zwieren en zwaaien, lallen en brallen zijn geneugten waaraan flink wat carnavalvierders zich de komende dagen met passie zullen overgeven. Ook Zeeuws-Vlaanderen sluit zich aan bij deze eeuwenoude traditie, al noemde men de bijbehorende activiteiten in vroeger tijden nog geen carnaval en waren er andere kenmerken. Een interessante post binnen dit kader valt te lezen in de stadsrekeningen van Axel uit 1496:

Jtem ghep[rese]ntert den ghezellen vanden Retorycke
van hulst, mijn heere den heselpaeus, ende
andere goede man[n]en die hier quamen batem[en]ten
tsondaechs voor vastelavent ter feeste van mijnen
heere den abt van des stede, vij kannen
Rynschs Wyns maken
vij p[ond] iiij s[chellinghen] g[rooten] [1]

Het eerste wat opvalt, is het woord heselpaeus, een woord dat om verschillende redenen van belang is. Zo valt de schrijfwijze op door de beginletter h, want gewoonlijk schrijf je ezelpaus. Echte Zeeuws-Vlamingen maken je echter duidelijk dat het niet ongewoon is in de grensstreek met Vlaanderen om op die positie een h toe te voegen.

Vervolgens werpt zich de vraag op wat een ezelpaus is. En daarmee betreden we het terrein van het carnavaleske. Wat wij carnaval noemen, staat in 1496 bekend als vastenavond(dagen) of vastelavond waarmee, net als nu met het woord carnaval, de periode tot aswoensdag bedoeld wordt. Een wezenlijk kenmerk van de toenmalige viering is de thematiek van de omgekeerde wereld, een tijdelijke omkering van de bestaande verhoudingen in de samenleving. Voor de ezelpaus, ezelsbisschop of zottenbisschop houdt dat in dat hij gekozen en gezegend wordt door de lagere geestelijkheid en tijdens zijn regeerperiode de kerkelijke hiërarchie parodieert.


De zottenbisschop, L. Maeterlinck, Gent, 1910.

Bij de (nog oudere) kerkelijke zottenfeesten levert dat “hilarische” situaties op:

  • de bisschop krijgt een mijter met belletjes (of een zotskap) en een staf met zotskolf;
  • de bisschop wordt vaak omgekeerd op een ezel gezet en zo, met het hoofd naar de staart, de kerk rondgereden;
  • er wordt overmatig gegeten en gedronken;
  • het altaar wordt versierd met dierlijke uitwerpselen die worden gezegend als hosties;
  • wierook wordt vervangen door brandende schoenzolen;
  • wijwater wordt vervangen door urine;
  • er wordt gepredikt in potjeslatijn doorspekt met obscene woorden;
  • liederen worden zo vals mogelijk en gillend gezongen;
  • soms is er een officieel tintje aan deze functie: in dat geval worden er officiële bezoeken gebracht aan hoogwaardigheidsbekleders van naburige steden.

Naast de ezelsbisschop kende men ook de benoeming van een kinderbisschop. De ezelpaus werd gevierd met Driekoningen (6 januari) of, zoals boven, met vastenavond. [2]
Met regelmaat is de ezelpaus onderhevig geweest aan kritiek. [3]

Tot slot is er het bezoek van deze ezelpaus aan Axel, dat omhuld is met flink wat vragen: Wie heeft/hebben deze ezelpaus benoemd? Gebeurt dit vaker in Hulst?  Komt het ook elders voor in Zeeuws-Vlaanderen? Hoe is de houding van de autoriteiten? Is dit een (quasi) officieel bezoek aan de stad of gaat het alleen om het batementen (toneelspelen)? [4] Het laatste is goed mogelijk, want zowel de rederijkers van Hulst van de rederijkerskamer De Transfiguratie als hun collega’s uit Axel van de rederijkerskamer Sint-Ontcommere krijgen van het stadsbestuur hun drank vergoed voor hun toneelspel. En drank is tot op de dag van vandaag nog steeds een hoofdrolspeler tijdens carnaval.

Bronnen

[1] Gemeentearchief Axel 602 J 126 a Boek der stadsrekeningen 1492 – 1499, 184.
[2] Een grondige studie over de ezelpaus ontbreekt en bestaande artikelen herhalen elkaar. Hier is met name gebruik gemaakt van een goed en prettig leesbaar overzicht op de carnavalssite van Aalst.
[3] H. Callewier illustreert dat aan de situatie in Brugge, zie: Callewier, H., ‘De omgekeerde wereld van de Brugse ezelspaus: een omstreden aspect van de laat-middeleeuwse kerkelijke feestcultuur’, in: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis, 12 (2009), 175-195.
[4] P.J. Brand vermeldt dit bezoek van 1496 niet, omdat zijn artikel gebaseerd is op de stadsrekeningen van Hulst: P.J. Brand, Geschiedenis van de Hulsterse rederijkers, in: Jaarboek van de oudheidkundige kring De Vier Ambachten, 16 (1960-61), 70-129.

Geplaatst door Jan van Loo op zaterdag 1 maart 2014.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *