- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Platform
- KZGW
- Contact
Steeds opnieuw blijkt het de moeite waard om de aantekeningen van oude en bekende onderzoekers te raadplegen. Deze keer gaat het om een handschrift van J. Ermerins met Aanteekeningen rakende het Gilde van Rhetorica te Vere. Met bijlagen. [1] Het resultaat is 4 nieuwe vermeldingen voor onze lijst “Rederijkers in Veere tot 1590”. [2]
1564
“Betaelt ’t gilde van Rethorica de somme van twee ponden groo[te]n Vlaems hem luijden bij die van der Wet toegelegt van dat zij heden een spil van zinnen en[de] een esbatement op den xven Augusti anno deser Rekeninge gespeelt hebben, als blyct bij eene ordonnantie onderteekend bij den burghm[eeste]r mitgaders bij quitan[tie] van Cornelis pieters[en] Boeteman, Deken van ’t voorn[oemde] gilden, Dus hier de selve ij £.” [Stadsrekening Veere 1564, f. 64v]
1567
“Willem cos als prince van Rhetorica betaelt, de somme van twintich scell[ingen] grooten vlaems, van dat die van Rhetoricque een esbatement op den verzwooren maandach Anno deser Rekening gespeelt hebben als blyct bij eene ordonn[antie] enz[ovoorts].” [Stadsrekening Veere 1567, f. 80v]
1567
“Willem cos als prince van dat camer van Rethorica betaelt de somme van drie ponden vl[aem]s der voorn[oemde] Camer bij die van der wet geschonken ouer de moyte ende oncosten van ’t spelen van twee Spelen van Zinnen volgende eene ordonn[antie] enz[ovoorts].” [Stadsrekening Veere 1567, f. 101v]
1569
“Iacob Campe Ontfanger vande fortificatie, Die van de wet ordineren U te geuen Den Rethorikers de somme van twee pont thien schell[ing]e van dat zij lieden gespeelt hebben de historie van Missas in dit Iaar lxix d welck V passeren sal in Rekeninge mits thoonen[de] dese alleenlick, Gedaen in t Collegie van Wette den xvijen Decembris xvc Negen en Sestich(geteekend) Ierome de Rollé, R. Barradot, Adriaen Luijcx, Iob hugensz, S. Valerius Viringe, thomas paterssone.” [Stadsrekening Veere 1569]
Voorin in het handschrift is een blaadje geplakt met de namen van de personen die het eerder raadpleegden. Er staan maar twee namen op: Frederik Caland in 1888 en P.J. Meertens in 1925. Zij hebben het niet nodig gevonden om bovenstaande gegevens uit de stadsrekeningen op te nemen in hun publicaties.
Adriaan Kluit
Aan het begin van de aantekeningen staan ook notities van Adriaan Kluit, waarin hij laat weten dat deze gegevens hem zijn gesuppediteerd (verschaft) door J. Ermerins. Tevens blijkt dat Ermerins de geschiedenis van de rederijkers in Vere kon leveren en dat hij werkte aan een militair woordenboek. Beide werken zijn bij mijn weten nooit gepubliceerd en bevinden zich wellicht nog ergens in concept. Kluit weet namelijk over het woordenboek te melden: “Daar is zeer veel werk aan besteed en ligt in 4o vrij dik afgeschreven.” [3] Het is op z’n minst verrassend te noemen dat Ermerins zijn aantekeningen aan Kluit verstrekte. De laatste was weliswaar een prominent geschiedkundige en taalkundige met tal van publicaties op zijn naam, maar geschriften over rederijkers van zijn hand zijn er niet. Wel is het zo dat hij van 1768-1779 in Middelburg woonde en werkte en misschien kenden ze elkaar goed. Onduidelijk is wanneer Kluit het handschrift kreeg en hoe en wanneer het in het bezit kwam van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. [4] Over het handschrift in de volgende alinea valt op dit punt meer te vertellen.
Dat was nog niet het geval toen ik erover schreef in blog 38: Wapenborden in Sluis, te weten over handschrift Ltk 372. Een handschrift met een bijzondere geschiedenis. Het was het eigendom van Adriaan Kluit die in 1807 professor te Leiden was en op het Rapenburg woonde. 1807 was voor Leiden het rampjaar waarbij een kruitschip de lucht in vloog en waarbij als gevolg daarvan Kluits huis instortte. Zelf liet hij daarbij het leven. [5] Een deel van zijn bibliotheek kon gered worden uit de puinhopen. Daartoe behoorde hoogstwaarschijnlijk ook Ltk 372. In het jaarboek van 1861 van de Maatschappij lezen we namelijk dat zij in mei verrast werd door een schenking van de familie Kluit van een paar koffers met papieren over vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, die afkomstig waren van Adriaan Kluit. [6] Blijkens de vermelding in de catalogus maakte dit handschrift deel uit van de papieren in de koffers: Nota. van te Sluis in Vlaanderen op de Verbodskamer voor de schouwe hangende vijf geschilderde vierkante borden van Rhetorica. één bl. 4°. (A. K.) [7] De letters (A. K.) geven te kennen dat dit handschrift afkomstig is uit de letterkundige nalatenschap van Adriaan Kluit.
Vooralsnog kan niet vastgesteld worden dat Adriaan Kluit een buitengewone interesse toonde voor rederijkers, ook niet voor de Zeeuwse. We zijn echter wel blij dat deze handschriften er nog zijn, want alle informatie over de rederijkers uit Zeeland doet er toe.
[1] UB Leiden Ltk 371, Ermerins, J., Aanteekeningen rakende het Gilde van Rhetorica te Vere. Met bijlagen. De weergegeven citaten staan op f. 2r en f. 2v.
[2] Zie het gelijknamige blog. Download de complete lijst HIER.
[3] Waarschijnlijk gaat het om het volgende manuscript dat bewaard wordt in de Zeeuwse bibliotheek: KLUIS Handschrift 6144, Jacobus Ermerins, Magazijns-woordenboek; vervattende eene beschrijvinge van alle soorten van vivres en ammunitiën van oorlog met de orders van den lande daarop zijnde, 1755, 165 p. (Alfabetische lijst van voorwerpen in gebruik bij het leger.)
[4] De eerste vermelding in haar catalogus was in 1877. Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Leiden 1877. Eerste gedeelte, Handschriften, p. 25.
[5] Wie meer wil weten over Kluits leven, leze: Lo van Driel, ‘De waarde van het verleden. Over Adriaan Kluit, een geleerde rector van de Middelburgse Illustre Schole’. In Archief 2014, 65-105.
[6] Handelingen der jaarlijksche algemeene vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde te Leiden, gehouden aldaar den 20 Junij 1861, in het gebouw der Maatschappij ‘tot Nut van ’t Algemeen’. Z.p. z.j. [1861] pp. 27, 38 en 54.
[7] Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, Leiden 1864. Derde deel, Bijvoegsel over de jaren 1848-1862, p. 3.
Geplaatst door Jan van Loo 24 oktober 2017.