uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 49 Tholen
Auteur(s) op 19 juni 2017
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Eén of twee kamers?

De oudst bewaarde stadsrekeningen van Tholen zijn die van de jaren 1472/73, 1493/94 tot en met 1498/1499, 1538/39 en 1548/49. De vroegste rederijkersvermelding dateert van 1496/97: Geschenct den gesellen vander blauwer scuuten. [1]

Het jaar erop zijn er twee schenkingen die handelen over de rederijkers: Geschenct den gesellen van de retoricke op sante barbare dach (…) en twee posten verder: Geschenct den gesellen vander blauwe scuute. [2]

De feestdag van Sint Barbara is op 4 december, mogelijk was zij de beschermheilige van de rederijkerskamer. De gezellen ontvingen op deze dag twee poortkannen Rijnswijn van de stad. Belangwekkend is het feit dat er twee verschillende omschrijvingen gebezigd worden, gesellen van de retoricke en gesellen vander blauwe scuute. Gaat het hier om een en dezelfde groep of gaat het misschien om twee kamers? Ook in 1498/99 worden de gesellen van de retoricke en de gesellen  van de blauwe scuute apart vermeld. In beide posten gaat het om schenkingen.

In 1538/39 lezen we onder de rubriek Ander vutgeuen van wedden het volgende:

– Betaelt  den Iongen gesellen vande blau scuyte den xiij Iuny anno xxxviij na oude custume iiij schellingen
– Betaelt den prince vande retrocinen voirscreuen Jairlickse wedde ij schellingen
[3]

Er is niet langer sprake van schenkingen maar van een wedde, een betaling volgens oude gewoonte. De tweede post stelt ons voor problemen bij de interpretatie: waarnaar verwijst voirscreuen? Er zijn twee mogelijkheden:
1. Er is betaald de voirscreuen Jairlickse wedde of
2. is er betaald aan den prince vande retrocinen voirscreuen?
De eerste optie lijkt de meest logische aangezien de wedde letterlijk genoemd wordt in de rubriek erboven. De tweede optie is slechts impliciet aanwezig in de omschrijving van de Iongen gesellen vande blau scuyte want De Blauwe Schuit zou dan een rederijkersgezelschap zijn. In dat geval gaat het nadrukkelijk om een betaling aan de prins van de jonge gezellen van De Blauwe Schuit die een rederijkerskamer is en niet alleen om een betaling aan de prins van de rederijkers. Bovendien wordt voirscreuen vaak in postpositie gebruikt, dus achter datgene waarnaar verwezen wordt. Vermoedelijk zal 2 bedoeld zijn, want het herhalen van de wedde is in feite overbodig en is daarom in de andere posten ook niet aan de orde.

Als het gaat om de jonge gezellen van De Blauwe Schuit rijst onmiddellijk de vraag of er dan ook nog een gezelschap was, dat bestond uit de oude gezellen van De Blauwe Schuit, dus twee (rederijkers)kamers naast elkaar? Een situatie die wel vaker voorkwam en niet alleen bij de rederijkers, maar bijvoorbeeld ook bij de schuttersgilden. Hoe dan ook, een definitieve vaststelling over het aantal kamers is niet goed mogelijk.

Jan Cornelissen tGild

De stadsrekening 1538/1539 vermeldt verder nog een schenking voor de koning van de rederijkers (welke zijn rol was binnen de kamer, is onbekend) en drie onkostenposten de prins van de rederijkers betreffende. En bij een ervan staat zijn naam vermeld: Jan Cornelissen tGild. Het staat vast dat er van hem archivalia aanwezig zijn in het archief van het Hof van Holland uit de periode 1545-1555. Zeker is voorts dat hij rond 1553 is overleden, want een aantal stukken handelt over de zorg van zijn achtergelaten kinderen. [4]

De Speelwagen

Voorbeeld van een wagen uit Middelburg

In 1539 geven de burgemeesters een bijdrage aan den retrocinen voir of toe eenen nieuwe wagen. [5] Zo’n wagen was eigenlijk onmisbaar. Hij was bijvoorbeeld nodig om bij gelegenheden of in optochten en processies een tableau vivant te presenteren aan de toeschouwers of gewoon om gezellen van de kamer te vervoeren. De betaling gold de rederijkers en niet de gezellen van De Blauwe Schuit. Aansluitend op dit gegeven is een betaling in de jaarrekening van 1548/49 opmerkelijk: Anth[onis] h. marinus van de blaeu schuyte te Repareren pinxen laetsleden. [6] Marinus wordt betaald voor een reparatie aan De Blauwe Schuit, mogelijk een wagen of een schip op wielen van de gezellen van De Blauwe Schuit. Zou het hier dan om dezelfde wagen gaan als 10 jaar eerder? Maar misschien gaat het wel gewoon om het onderkomen van De Blauwe Schuit waar de gezellen samenkwamen.

En voorts nog

De stadsrekening 1548/49 vermeldt net als de rekeningen hierboven gescheiden betalingen voor de Prins van de Rethrosijnen (blz. 8 en 9) en voor de gezellen van de Blauwe Schuit (p. 9). Bij de prins van de rederijkers staat ook nog aangegeven dat het om 29 gezellen gaat. En opnieuw wordt met deze separate vermelding de indruk gewekt dat het om twee instituties gaat.

Kops vermeldt dat in 1534 te Tholen het Mey-spel amoreus, daar Pluto Proserpina ontscaect gespeeld werd. Bewijzen levert Kops helaas niet en die zijn ook niet gevonden door Hummelen bij het samenstellen van zijn repertorium. [7] We weten dus niet of dit stuk werkelijk is opgevoerd en zo ja, was het dan door rederijkers die te gast waren in Tholen of door de eigen rederijkers?

Wat trouwens ook opvalt, is het ontbreken van vermeldingen over ontmoetingen of wedstrijden met rederijkerskamers uit de nabije omgeving, terwijl we weten dat er ook kamers bestaan hebben in Oud-Vossemeer, Poortvliet, Scherpenisse, Sint-Annaland, Sint-Maartensdijk en Westkerke.

Conclusie

Er is sprake van gescheiden vermeldingen van gezellen van De Blauwe Schuit en van (de prins of koning van) de rederijkers. Nergens wordt expliciet duidelijk gemaakt dat het om een en hetzelfde gezelschap gaat. Sterker nog: uit niets blijkt wat de activiteiten van De Blauwe Schuit zijn, dus zelfs niet dat zij rederijkers waren. Op enig moment is er zelfs sprake van de jonge gezellen van De Blauwe Schuit, mogelijk bestond er daarnaast ook nog een gezelschap met de oude gezellen. Tot nu toe zijn we uitgegaan van één rederijkerskamer op Tholen met de naam De Blauwe Schuit. Op grond van het voorafgaande is dat nog maar de vraag. Hopelijk zal verder onderzoek naar de kamers op en in Tholen daarin duidelijkheid verschaffen.

Bronnen

[1] Stadsrekening Tholen 1496/97, inv.nr. 183, f. 6v.
[2] Stadsrekening Tholen 1497/98, inv.nr. 184, niet gefolieerd.
[3] Stadsrekening Tholen 1538/39, inv.nr. 186, niet gefolieerd.
[4] Nationaal Archief te Den Haag, archief Hof van Holland, toegangnr. 3.03.01.01, inv.nr. 3715 dd 21-04-15454, inv.nr. 3721 dd 12-03-1553 en inv.nr. 3723 dd 16-03-1555. Zie voor een korte omschrijving: Hof van Holland: rollen van eisen, betrekking hebbend op Tholen, typoscript in archief Tholen van 30 maart 2000.
[5] Stadsrekening Tholen 1538/39, inv.nr. 186, laatst beschreven folium, niet gefolieerd.
[6] Stadsrekening Tholen 1548/49, inv.nr. 187, afschrift circa 1930, blz. 18. Origineel in Archief van de Raad en Rekenkamer Markiezaat Bergen op Zoom, inv.nr. 3683.
[7] Kops, W., Schets eener geschiedenisse der Rederijkeren. Leiden 1774, 236-240. Vermelding Tholen: 240. Hummelen, W.M.H., Repertorium van het rederijkersdrama 1500-ca. 1620. Herziene editie 2003, 159, nr. 2.30.

Geplaatst door Jan van Loo 19 juni 2017.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *