uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 36 De rederijkers van Hengstdijk
Auteur(s) op 27 maart 2016
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Alleen het blazoen

“Aan de rederijkers van Hengsdijk tenslotte herinnert alleen nog een blazoen (…..). Het blazoen is overigens het enige bewijs van het bestaan van een rederijkersgilde in dit dorp”, aldus Meertens in 1943 in zijn overbekende Letterkundig Leven in Zeeland.[1] (Zie voor de afbeelding van het blazoen hieronder.) Inmiddels zijn er gelukkig wat meer gegevens voorhanden, waarbij zin en onzin echter hand in hand blijken te gaan. Het is de hoogste tijd om de onzin, die hardnekkig is, een halt toe te roepen aan de hand van de feiten.

Pastoor Bongenaar

Pastoor Bongenaar van Hengstdijk is de verspreider van het verhaal dat er in Hengstdijk een rederijkerskamer met de naam de edele fleur, soet van geur in 1622 is gestart door pastoor Pieter Billet. Pas in 1630 echter werd de kamer definitief opgericht door de abt van Drongen. Diens initialen zouden M.C. zijn, zodat de letters E.M.C. op het blazoen gelezen kunnen worden als erexit M.C. = M.C. heeft opgericht. Ook meent Bongenaar dat het schilderij “De Aanbidding der Wijzen”  van Simon de Vos, dat in de kerk van Hengstdijk hangt, is geschilderd in opdracht van het plaatselijke rederijkersgilde. Dit vanwege de aanwezigheid van een distelbloem op het schilderij. [2]

De naam die Bongenaars aan de kamer geeft, de edele fleur, soet van geur  lijkt eerder een devies. Een naam van de kamer, zoals bijvoorbeeld De Distelbloem is (nog) niet aangetroffen.

Het jaar van de start, 1622, is ontleend aan het doopboek van Hengstdijk. Bongenaars is van mening dat Billet bij zijn eerste doop in het doopboek  begint met het vignet van een distel (ook aanwezig op het blazoen) alvorens die doop te noteren, dus daarmee zou het bestaan van de rederijkerskamer een feit zijn. De betekenis of het belang van het vignet wordt verder niet toegelicht. Laten we eens kijken in het doopboek. [3]

Geen distel te zien (dat ene bloempje lijkt er niet op) en zelfs als dat wel zo zou zijn, vormt dat geen bewijs voor de aanwezigheid van een rederijkerskamer in Hengstdijk. Wat verder opvalt, is het mooie evenwichtige handschrift. Dopen, overlijden en trouwen zijn in een en hetzelfde handschrift aan het papier toevertrouwt, ook toen Billet in 1642 werd opgevolgd door pastoor Nicolaas Lust (zie verderop). Vermoedelijk is hier een afschrijver aan het werk geweest en niet Billet zelf.  Een ander punt is dat in het doopboek bij de start van elk doopjaar een tekeningetje is aangebracht ter versiering (alleen 1623 heeft eenzelfde soort bloemetjes). Ook in het trouwgedeelte komen tekeningen voor. Uit geen van al die voorstellingen blijkt echter een relatie met rederijkers. Conclusie: er is geen bewijs geleverd voor een start in 1622 van een rederijkerskamer in Hengstdijk.

EMC met de initialen van de abt van Drongen in 1630. De naam van die toenmalige abt luidt: Jacob Goethals, abt van 1625-1647. [4] Conclusie: de letters EMC hebben niets te maken met de abt van Drongen.

Wat het schilderij van Simon de Vos betreft, lijkt een verband met de rederijkers ver gezocht, laat staan dat deze de opdracht verstrekten tot het maken ervan. Het 100% uitsluiten van enige betrokkenheid  van dit gilde bij het schilderij, in 1630 of 1766, is op dit moment niet mogelijk.

Pastoor Billet

Hoewel uit niets met zekerheid valt vast te stellen dat pastoor Billet iets te maken heeft met de oprichting van de Hengstdijkse rederijkerskamer, is er toch wel enige ruis rond  deze persoon. Hij was werkzaam in Hengstdijk van 1622 tot aan zijn dood in 1642 en werd opgevolgd door Nicolaas Lust op 28 augustus 1642. In het jaar 1630 deed deken Wandele aan Billet het verzoek om twee van zijn parochianen onder handen te nemen. Het gaat om Nicolaas Andriessen en de chirurgijn Marinus Everaerts. Zij zouden exorcisten zijn en daarnaast was chirurgijn Everaerts ook nog eens toneelschrijver. Gelukkig wist de deken in 1629 een opvoering net op tijd te voorkomen. Jammer voor de deken, maar pastoor Billet deed niets, het bedoelde toneelspel werd zelfs alsnog opgevoerd. [5] Of de pastoor of de twee parochianen iets met de rederijkerij te maken hebben, is met deze informatie niet vast te stellen. het jaartal 1630 past echter wonderwel bij de geschetste situatie, zou EMC soms verwijzen naar Marinus Everaerts Chirurgijn?

t gilde van retorica

1 schilderiken aenComende t gilde
van retorica
noch een Coffer met eenen(?)
boecken aenComende t’self gilde
1 schilderike(?) aenComende niclaes van
schelde
[6]

Behalve het blazoen is er gelukkig ook nog bovenstaande vermelding waaruit het bestaan van een rederijkerskamer te Hengstdijk bewezen wordt. Ze staat in een inventarislijst d.d. 11 juni 1647 van de kerk van Hengstdijk. De kerken moesten inventarislijsten opmaken van de kerkelijke goederen teneinde deze te gelde te maken. De lijst in Hengstdijk is opgesteld absente pastore, bij afwezigheid van de pastoor. De regels in het hier afgebeelde fragment zijn doorgehaald, omdat de beschreven goederen niet tot de kerk behoorden. De volgende goederen zijn eigendom van het rederijkersgilde:
1. een schilderijtje; dit kan dus niet het grote schilderij van Simon de Vos zijn, misschien het blazoen, maar dat draagt behalve het jaartal 1630 ook het jaartal 1766 en is het dus ook niet. [7]
2. een koffer met eenen (?) boecken; “eenen” is onzeker, doordat de laatste letter(s) deels is/zijn weggesneden. Het was gebruikelijk dat een kamer een kist, of in dit geval een koffer gebruikte om de rollen in op te bergen én bijvoorbeeld de rekeningenboeken. In dit geval mogelijk maar één rekeningenboek, omdat de kamer nog niet zo lang bestaat. Tenslotte kan er bedoeld zijn: enige boeken. De opsteller van dit document is het schrijven namelijk niet goed machtig, niet qua handschrift en niet qua spelling.

Van de derde en laatste doorgehaalde vermelding is het niet zeker of die betrekking heeft op de rederijkerskamer. Het gaat om een schilderijtje dat eigendom is van Niclaes van Schelde. Van hem is bekend dat hij grond van de kerk pachtte.

En zo blijven we zitten met flink wat vragen: Waarom zijn deze goederen ondergebracht in de kerk? Wat is er na de doorhaling met die spullen gebeurd? Bij wie zijn ze ondergebracht en waar zijn ze uiteindelijk gebleven? Wat staat er op het schilderijtje van de kamer afgebeeld en wat zat er in die koffer? En tenslotte: Was Niclaes van Schelde een rederijker en wat was er afgebeeld op zijn schilderijtje?

1766

Waarom wordt er in 1766 een nieuw blazoen geschilderd? Of is er een oud schild (bijv. het schilderijtje uit de inventaris) opnieuw beschilderd? Was aanvankelijk misschien alleen de kant van het jaar 1630 beschilderd en is de keerzijde pas in 1766 aangebracht? Is er sprake van een voortzetting van de oude kamer of is er een nieuwe opgericht die teruggrijpt naar de eeuw ervoor? Is 1630 het jaar van de oprichting en waarnaar verwijzen de letters EMC? Wat was er nog bekend in 1766 over het ontstaan en de geschiedenis van de kamer? Het wordt tijd om eens te gaan snuffelen in 1766. Afbeeldingen: Hengstdijk, voor- en achterzijde.

Conclusie

De door Bongenaar aangevoerde argumentatie voor het jaar van oprichting 1622 van de rederijkerskamer van Hengstdijk is niet juist gebleken. Vooralsnog is niet bewezen dat pastoor Billet een rol heeft gespeeld bij de oprichting of bij de rederijkers van Hengstdijk. Het is onbekend wanneer de kamer wel is opgericht, mogelijk verwijst het jaartal 1630 op het blazoen ernaar. De letters EMC zijn niet de initialen van de abt van Drongen. Een naam van de kamer is niet bekend.

Wat we wel hebben is een vermelding uit 1647 over het bezit van het rederijkersgilde van Hengstdijk: een schilderijtje en een koffer met een of meer boeken. De andere tastbare zekerheid is het bestaan van een blazoen uit 1766 met als devies: ’t is de edele Fleur soet van geur. En daarmee zullen we het voorlopig moeten doen.

Bronnen

[1] Meertens P.J., Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw, Amsterdam 1943, 129. Het blazoen dat eigendom is van het bisschoppelijk museum te Breda, is in bewaring gegeven bij het archief in Hulst.
[2] Dit verhaal is in de loop der tijd in al dan niet ietwat gewijzigde vorm steeds herhaald in verschillende publicaties:
– Bongenaar, G.J.G., Beknopte geschiedenis van de parochie van de H. Catharina te Hengstdijk, Hengstdijk 1948.
– Bongenaar, G., Historie van Hengstdijk. Rederijkerskamer en Oude Meester in de kerk. Krantenartikel uit de jaren 1950 uit Kloosterzande.
– Bongenaar, G.J.G., Geschiedenis van Hengstdijk, Hengstdijk 1956.
– Sponselee, G. en Prince, Eddie, Hengstdijk. Het dorp en zijn parochie. Hengstdijk, uitgaven in 2000, 2005 en 2012.
In dit blog wordt gebruik gemaakt van het krantenartikel van Bongenaars en van de uitgave van Sponselee en Prince uit 2012.
[3] SA Hulst, DTB Hengstdijk 248a.
[4] Potter, Frans de en Broeckaert, Jan, Geschiedenis van de Gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen, Eerste reeks – Arrondissement Gent, tweede deel. Gent 1864-1870. Hoofdstuk Drongen, 100-101.
[5] Kok, Th.B.W., Dekenaat in de Steigers. Kerkelijk opbouwwerk in het Gentse dekanaat Hulst 1596-1648. Tilburg 1971, 170-172.
[6] SA Hulst, Hulsterambacht 8, 201 stuk nr. 6: Kerkinventaris Hengstdijk, 11 juli 1647. De verkortingen in de tekst zijn omwille van de leesbaarheid steeds voluit geschreven zonder nadere aanduiding.
[7] Sponselee en Prince 2012 hebben het op p. 25 over een schilderij met twee luiken, voorstellende Christus’ geboorte. Dat schilderij staat wel op dezelfde inventarislijst, maar zoals hierboven blijkt, niet als eigendom van de rederijkers.

Geplaatst door Jan van Loo op 27 maart 2016.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *