uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 35 Nu willic v doen te verstane
Auteur(s) op 11 maart 2016
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Bouc met den Knoop

Op strooptochten door archieven stuit je zo nu en dan op verrassende zaken. Iets dergelijks is ook de “vondst” in het nieuwe archief van de gemeente Sluis (gevestigd in het stadhuis van Oostburg) van een fragment op rijm in het zogenaamde Bouc met den Knoop uit het stadsarchief van Aardenburg. [1] Mijn aandacht werd getrokken doordat in een katern met de titel Privilegiën een pagina voorkomt met een tekst in twee kolommen waarvan de regels paarsgewijs op elkaar rijmen. Hoewel het handschrift te oud lijkt om met rederijkers te maken te hebben, is het belangwekkend genoeg om onder de aandacht te brengen.

Een “vergeten” fragment?

Het gaat niet om een nieuwe vondst en het fragment is ook niet vergeten. Het is echter wel lang geleden dat er aandacht aan is besteed, te weten door J. H. van Dale (jazeker, die van het befaamde woordenboek) in 1856 en door  G.A. Vorsterman van Oyen in 1892. [2] Een beetje vergeten is het dus wel. Beiden heren proberen het tijdstip van ontstaan van het fragment te achterhalen. Van Dale besluit dat de tekst dateert uit de eerste helft van de 14e eeuw. Hij beroept zich daarbij op een artikel over de tolbrief van Aardenburg elders in de band, dat gedateerd wordt als afkomstig uit die eerste helft der 14e eeuw. [3] Van Oyen constateert dat het handschrift van f. 45v overduidelijk overeenkomt met dat op f. 69r en de tekst aldaar is voorzien van het jaartal 1381, dus de tweede helft van de 14e eeuw. [4] Paleologen moeten zich maar eens buigen over het Bouc met den Knoop. De aanwezigheid van het viertal verschillende watermerken [5] zal een grote hulp zijn bij de datering van de diverse teksten, want inmiddels bestaan hierover uitgebreide naslagwerken.

Lunarium

Het Bouc van den Knoop bevat onder andere afschriften en vertalingen van charters, een tolbrief, oude keuren en vonnissen. Als we de inhoud van ons fragment [6] bekijken, kunnen we letterlijk spreken van een vreemde eend in de bijt. Om te beginnen moeten we het stellen zonder titel en de lezer (of de luisteraar?) wordt toegesproken met de volgende woorden:

Nv willic v doen te verstane
hoe ghy moghet weten bi der mane
die met ziechede wort beuaen
Of hi der dood mach ontghaen

(Nu zal ik u spreken van hoe u door de maan kunt weten, of wie door ziekte wordt bezocht, de dood kan ontlopen.)

Teksten die handelen over de invloed van de maan noemen we lunaria, in het enkelvoud lunarium [7] Van Dale meent uit dit begin te moeten opmaken dat er een inleiding of een ander tekstgedeelte voorafgaat. Met andere woorden op de bladzijde ervoor (de rectozijde = voorkant) moet voorafgaande inhoud staan. Maar daar staat een tekst uit 1513! [8] Deze inleiding staat echter niet op zichzelf als we kijken naar de beginregels van een Parijs handschrift, eveneens een lunarium: Nu hoort, ghi heren al besonder, ic sal u segghen wonder! (Luister nu heel goed, heren, ik zal u iets wonderbaarlijks vertellen!) [9] We hebben hier dan ook met een traditioneel middeleeuws begin te maken om de lezer (of toehoorder) nieuwsgierig te maken en zo zijn aandacht te trekken.

Pythagoras

Die nieuwsgierigheid en aandacht worden opgevoerd  door de belangrijkheid van de tekst duidelijk te maken, want er wordt vervolgd met:
het was een meester in ouden tiden
so vroet elc[en] so en was nie ziden
als die zelue meester was
gheheeten was hi pytagoras

(Het was een meester uit de oude tijd, zo wijs  als deze zelfde meester was, was er nooit iemand sindsdien, hij heette Pythagoras.)

En met zo’n bewijsvoering kan men heel wat verwachten en hoeft er niet getwijfeld te worden aan het waarheidsgehalte van wat komen gaat.

Prognosticatie en astrologie

Na deze inleiding van 8 versregels volgen een witregel en een strofe van 23 versregels. De volgende strofen vergen 16, 15 en 16 versregels, met als slot 2 versregels zijnde het begin van een nieuwe volgende strofe die ontbreekt. Hoewel we niet over de gehele tekst beschikken, tekent er zich toch een duidelijke structuur af.

In de strofe van 23 versregels staat het begrip getal centraal. Dit woord komt driemaal voor en de dagen van de week krijgen elk hun eigen getal van 1 tot en met 7, te beginnen bij zondag. Dit lijkt aan te sluiten bij de getallenleer van Pythagoras die stelde dat alles zijn getal heeft.

In de volgende strofen gaat het telkenmale om 1 januari: wat gaat er gebeuren als een jaar op een zondag, maandag enz. begint? Daarbij worden de verschillende seizoenen in ogenschouw genomen gevolgd door aandacht voor mens, plant en/of dier. Als 1 januari op een zondag valt, kun je rekenen op een zachte winter, de herfst en de zomer zullen zwaar zijn, oogsten mislukken en veel jonge mensen zullen sterven. Betreft het een maandag, dan is de winter meer of minder ghemaent (op en neer gaand als manen van een paard?), de lente stabiel en de zomer matig. Veel heersers zullen sneuvelen in de strijd en veel beesten zullen sterven. Valt 1 januari op een dinsdag dan krijg je een strenge winter, een winderige lente en de zomer is regenachtig met onweders. Veel mensen zullen sterven, evenals koningen. Van woensdag hebben we alleen de 2 beginregels en de overige dagen ontbreken volledig.

Bij de voorspellingen draait het grotendeels om voorspellingen met betrekking tot natuurverschijnselen. Men spreekt in dat geval van prognosticaties. Door ze te koppelen aan de maan betreed je tevens het terrein van de astrologie.

Artes

Qua inhoud behoort dit fragment thuis bij de zogenaamde artesteksten. Daarbij handelt het om teksten waarbij kennis en kunde een belangrijke plaats innemen. Met name in de veertiende eeuw was er een grote groei van dit soort geschriften. Voorbeelden hiervan zijn: medische en astrologische traktaten, recepten, kruidenboeken, toverboeken enz. [10]
Ons fragment pas volledig in deze sfeer.

Het bovenstaande is niet meer dan een bespreking in vogelvlucht. Het fragment leent zich voor nader onderzoek, want er zijn nog tal van vragen te beantwoorden, zoals: welke plaats neemt deze tekst in temidden van andere artesteksten, in het bijzonder lunaria? Zijn er eendere en/of eerdere versies? Wanneer is het op-/afgeschreven? Is de auteur een Vlaming? Wat zijn de taalkundige (semantische en grammaticale) kenmerken? Wat valt er te zeggen over het handschrift? enz. enz. Mijn doel is echter voorlopig bereikt: dit fragment (opnieuw) onttrekken aan de vergetelheid…

Bronnen

[1] Stadsarchief Aardenburg 209, “Bouc met den Knoop”, register met wetgeving van het stadsbestuur, en besluiten van de baljuw, burgemeester en schepenen, gilden e.a. over verschillende onderwerpen. 1 deel. 1330-1470. Het fragment staat op f. 45v (versozijde = achterkant).
[2] – Aan het fragment door: Dale, J.H. van: ‘Fragment van een onuitgegeven rijmwerk uit de eerste helft der XIVde eeuw. In: H. Q. Janssen en J.H. van Dale, Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen, eerste deel, Middelburg 1856, 45-76.
– Aan het Bouc met den Knoop in zijn geheel door: Vorsterman van Oijen, G.A., ‘Rechtsbronnen der stad Aardenburg’, Werken der Vereeniging tot uitgave der bronnnen van het oude vaderlandsche recht, gevestigd te Utrecht, Eerste reeks, nr. 15, ‘s-Gravenhage 1892, 3-23.
[3] Van Dale, p. 46.
[4] Van Oyen, p. 15 noot 1.
[5] Van Oyen, p. 12: twee verschillende watermerken met balans en weegschalen, een met een kapitale R en een met twee gekruiste zwaarden. Het blad f. 45v van ons fragment heeft dit laatste watermerk.
[6] De complete tekst van het fragment is HIER te downloaden. Op de plaatsen van beschadigingen in het origineel is de tekst van Van Dale overgenomen. Deze staan, evenals aanvullingen op verkortingen, tussen rechte haken. Opvallende woorden en zinnen zijn in verschillende kleuren weergegeven.
[7] Frits van Oostrom, Wereld in woorden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300-1400. Amsterdam 2013, 88.
[8] Van Dale 47, 49, 57.
[9] Van Oostrom 88.
[10] Van Oostrom 79-80. Voor een algehele kennismaking met artes-literatuur: 79-113. Zie ook de uitleg in het Algemeen letterkundig lexicon op de website van DBNL. Er bestaat zelfs een repertorium: R. Jansen-Sieben, Repertorium van de middelnederlandse artes-literatuur, 1989 met een website voor aanvullingen: http://wemal.let.uu.nl/repertorium.html. Het is mij niet bekend of het fragment uit het Bouc met den Knoop daarin voorkomt. Voor de zekerheid wordt het aangemeld.

Geplaatst door Jan van Loo op 11 maart 2016.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *