uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 34 Het blazoen van de Kapelse rederijkerskamer De Wijngaartranke nader bekeken
Auteur(s) op 21 februari 2016
Trefwoord(en) , ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Auteur: Bram le Clercq

Over de omstandigheden waaronder in 1508 in Kapelle de rederijkerskamer De Wijngaartranke werd opgericht en over de geschiedenis van de kamer tot in de moderne tijd, is eerder gepubliceerd. [1] Van der Woude geeft in zijn beknopte geschiedenis van de kamer ook een beschrijving van het blazoen waaronder de kamer actief was. Dit artikel gaat nader in op dat blazoen en op de conclusie die Van der Woude eraan verbindt met betrekking tot de datering van het oprichtingsstatuut van de Kapelse kamer.

‘met een rolleken doortrokken’
Het oprichtingsstatuut van De Wijgaartranke [2] beschrijft in de inleiding die aan de reglementsbepalingen voorafgaat o.a. het blazoen van de kamer. ‘Den zoeten Jezus’ houden de oprichters ‘voor haaren patroon’ en die wordt op het blazoen van de kamer

zeer liefelijk gepoinktretniëert, in dezer maniere, te weten […] van den navel opwaart spruitende uit een wolke omvangen met een lieflijke wijngaartranke, met bladerkens en druifkens, en met een rolleken doortrokken, in het welke gespecifiseert staat voor ’t advijs van de kamer (in godts name).

Het wapenbord dat in deze bewoordingen beschreven wordt, is niet bewaard gebleven. Wel kreeg de kamer in 1965 ter gelegenheid van de ‘herconfirmatie en verheffing op blazoen’ een nieuw wapenbord, [3] dat met enkele andere kamerattributen door het huidige kamerbestuur bewaard wordt in de R.K.-kerk te Hansweert. [4]

Dat nieuwe wapenbord komt niet helemaal overeen met de beschrijving van 1508. De omschrijving in het statuut maakt niet duidelijk wat er nu precies ‘met een rolleken doortrokken’ was: de ‘wolke’, de ‘wijngaartranke’ of Jezus. Op het 20e-eeuwse blazoen echter is er niets ‘doortrokken’: het ‘rolleken’ met het devies van de kamer erop staat gewoon onder de ‘wolke’ en niet ergens doorheen getrokken. Daarbij heeft het rolletje ook een aangepaste spelling gekregen. In plaats van ‘in godts name’ staat er in 1965 ‘in gods naem’, het tweede woord moderner, zonder de -t- en het derde woord archaïserend: ‘naem’ in plaats van het oorspronkelijker ‘name’.

‘ons lieve en aldergeduchtigste genadige Heer den roomschen Keizer’
Ook staan op het blazoen afgebeeld ‘de schildwapenen van ons lieve en aldergeduchtigste genadige Heer den roomschen Keizer, en de wapenen des lands van Zeeland’, aldus de statuuttekst.  De naam van die heer is niet vermeld. Welk wapen prijkte op het oorspronkelijke blazoen van 1508, weten we niet.

Maximiliaan of Karel
De wapenkwestie heeft voor nog meer verwarring gezorgd. De vermelding in de statuuttekst van het schildwapen van de rooms-keizer was voor Van der Woude [5] aanleiding de totstandkoming van het statuut van De Wijngaartranke te dateren tussen 1520 en 1530. Kennelijk gaat hij ervan uit dat met  ‘den roomschen keizer’ alleen Karel V bedoeld kan zijn en die droeg die titel inderdaad pas vanaf 1520. Maar in 1508 was er ook een rooms-keizer, wiens wapen de stichters van De Wijngaartranke in het kamerblazoen hebben kunnen opnemen, namelijk Maximiliaan van Oostenrijk. Hadden de oprichters die naam nu maar vermeld, dan hadden de blazoenmakers van 1965 wat meer houvast gehad. Het wapen in het blazoen van 1965 – het enige van de kamer dat Van der Woude gezien kan hebben – is niet dat van Maximiliaan van Oostenrijk, noch dat van Karel V.

De mededeling in de tekst van het statuut dat het ‘lieflijk gezelschap is begrepen en gefondeert: in den jaare naar ons heeren geboorte, vijftien hondert en agt’ bewijst niet dat het document in 1508 is opgesteld. Maar de conclusie dat het document pas na 1520 geschreven is, kan op grond van de beschreven schildwapenen evenmin worden getrokken.

Noten

[1] Over de oprichting en de organisatie van de kamer in de 16e eeuw: Van Dixhoorn 2001; voor een globaal overzicht van de geschiedenis van de kamer: Wils 1931 en Van der Woude 1977; over gebeurtenissen waarbij de Kapelse kamer betrokken was: Kleintjes 1940/1941 en Dibbets 1989.
[2] Het statuut wordt bewaard in Kruiningen; het is te vinden in Gemeentearchief Reimerswaal, ‘archief rederijkerskamer de Wijngaartranke’, schrift ‘1804-1872’, 16r t/m 51r. Het is in 2017 gepubliceerd in De Spuije nr. 100, p. 30 – 46.
[3] Van der Woude, p. 36.
[4] De heer John Jansen was zo vriendelijk ze ter plaatse te tonen.
[5] Van der Woude, p. 28.

Bronnen

– Dibbets, G.R.W., ‘Een bruiloftsganger, een krans en politieke actualiteit’, in: G.R.W. Dibbets en P.W.M. Wackers (red.), ‘Wat duikers vent is dit!’ Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Wijhe 1989, 165-183.
– Dixhoorn, A. van, ‘Rederijkers in een Zeeuws dorp’, Zeeland 10 (2001) 2, 57-64.
– Kleijntjes, J., ‘Verslag over den godsdienstigen toestand in Holland en Friesland’, Haarlemsche bijdragen, 59 (1940/1941), 52-101, p. 57 -58.
– Meertens, P.J., Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw. Amsterdam 1943.
– Wils, M.P.A., ‘Het retorijka gilde te Kapelle’, Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem, 47 (1931), 275-278.
– Woude, J. van der, ‘Het retorica-gilde “De Wijngaertdrancke”’, Historisch jaarboek Zuid- Noord-Beveland, 3 (1977), 25-45.

Geplaatst op 21 februari 2016.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *