uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 28 Johannes Rompel
Auteur(s) op 18 augustus 2015
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Kunst der Retorica in Veere

Als op 27 november 1617 de jaarrekening van de Veerse rederijkerskamer Missus Scholieren is opgemaakt, wordt deze ondertekend door A. Valerius, Hendrick Spoormaker, Roemeijn Sterc en Joannes Rompel. Normaal gesproken is hiermee de rekening afgesloten, maar in 1617 gebeurt er in dit boek van financiën met inkomsten en uitgaven iets opmerkelijks: de overgebleven ruimte wordt door Joannes Rompel die in 1617 deken was van de kamer, opgevuld met een gedicht: [1]

Jn Reynder Jonsten groeijende
hebben wij vrolyck geweest
met ons maije straetje in deugden bloeyende
men sach daer de conste van menich geest
die haer geschoeyt hebben op rethoricer leest
by de lelyen en oock de accoleijen
wech was discoordia dat quade beest
maer met concoordia gingen wij scheyen
waer door de conste bloeyt in tmoulus valeyen
Rompel

Dinckt eynde [merk: wereldbol met kruis erop] aensiet u leuen
want loon naer twerck sal worden gegeuen
Jo to Ro

Het gedicht straalt blijdschap uit en tevredenheid over de geleverde prestaties van de rederijkers van dit gilde, echter pas bereikt nadat enkele grimmige elementen onder controle waren.

De eerste regel geeft het devies van de kamer en verwijst daarmee naar het verblijf waar ze hun kolven (bijeenkomsten) hielden. Minder duidelijk is in de derde versregel ons maije straetje. Een virtuele straat waarin de dichtaders begonnen te vloeien? Bijeenkomsten waarbij het schrijven van gedichten over mei / meiliederen centraal stond? Dat blijft onduidelijk. By de lelyen en oock de accoleijen is een andere benaming van Missus Scholieren. Samenvattend: het eerste deel van het gedicht handelt over de rederijkers van deze kamer, hun kunsten en het plezier dat eraan wordt beleefd.

Het gedicht gaat verder met: wech was discoordi. Dit is de Latijnse naam Discordia voor de Griekse godin Eris [2] , de godin van twist en wedijver. Gelukkig is die tijd voorbij. Het volgende vers herhaalt deze boodschap in andere bewoordingen maer met concoordia gingen wij scheyen (namelijk van Discordia). Concordia is de godin van de eendracht, kortom er is totaal geen tweespalt meer en dat komt de bloei van de retoricale dichtkunst ten goede in tmoulus valeyen. Wat wordt hier bedoeld?

Opnieuw wordt een godheid opgevoerd, te weten de riviergod Tmolos, vaak in een adem genoemd met zijn broers Hebros en Strybon, tesamen de riviergoden van Thracië (in Griekenland). Hun vader is Ares [2], god van de oorlog en het krijgsgewoel. Thracië was zijn lievelingsgebied, omdat men hem daar bloedige offers bracht. De hierboven genoemde Eris (Discordia) wordt beschouwd als zijn zuster en vriendin, waarmee aldus een compleet oorlogsbeeld gecreëerd is. Dankzij Concordia echter wordt deze situatie ontkracht en is er weer vrede in de valleien waardoor de rivier Tmolos stroomt.

Rompel past dit beeld toe op het rederijkersgilde van de Missus Scholieren te Veere. Was er dan zo’n heftige tweestrijd tussen de leden van deze kamer? Of moeten we zijn schets in een ruimer kader plaatsen? Uiteindelijk hebben we het over het jaar 1617, een jaar binnen het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) dat dan aan zijn achtste jaar bezig is. Dit betekent dat er al geruime tijd vrede heerst en dat het rederijkersgilde dus weer volop de gelegenheid heeft gehad om zich te weiden aan de edele kunst der retorica, die dan ook weer tot bloei kwam.

In de laatste twee regels begint Rompel met zijn devies Dinckt eynde. Daarna gaat hij verder met zijn huismerk: een wereldbol met een kruis erop (dit merk is ook geplaatst bij zijn handtekening, zie hieronder) om te eindigen met de levenswijsheid, dat ieder loon naar werken ontvangt.

Tot slot is er de ondertekening Jo to Ro en die staat voor de beginletters van zijn volledige naam: Joannes Thomassen Rompel.

Joannes Rompel toont zich in dit gedicht blij en tevreden door de bloei van de kunst van retorica in zijn rederijkerskamer.

Bronnen

[1] ZA 2515 03, Kamer van Retorica ‘Missus scholieren’ te Veere, Rekeningenboek 1590-1659, f. 100v.
[2] Zie Eris; Ares.

Geplaatst door Jan van Loo op 19 augustus 2015.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *