uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 23 Pallas Athena
Auteur(s) op 30 maart 2015
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Auteur: Elsbeth den Braber

Daar Pallas voester is, daar liefd’ en reden woont

78 keer. Zo vaak komt de naam van de godin Pallas of het Latijnse equivalent Minerva voor in de poëziebundel van Johan Boudaen Courten. [1] In vergelijking met het aantal keren dat andere godennamen voorkomen, bijvoorbeeld Apollo (dertien keer) en Mercurius (vijf keer), wordt Pallas opvallend veel genoemd. Is dat wel zo toevallig of zit er meer achter?

In het kader van het derdejaarsvak Rederijkers en Rederijkerij aan de universiteit Leiden heb ik naar aanleiding hiervan een onderzoekje gedaan naar de functie van de godin Pallas in Courtens bundel. In deze blog vat ik de resultaten ervan kort samen.

Godin van de wijsheid

Als Courten de naam Pallas gebruikt, bedoelt hij de godin die in de klassieke oudheid Athena of Minerva werd genoemd. Pallas was eigenlijk haar bijnaam en die verwees naar haar speer, een van haar vaste attributen. [2] De godin stond voor oorlog en vrede, beschaving, poëzie en muziek. Ze was dus bij uitstek een hoedster van de kunsten. [3]

Pallas of Minerva met Medusaschild, lans en rechts haar uil [4]

In een gedicht uit Courtens bundel dat de naam en tradities van de rederijkerskamer verdedigt, wordt expliciet uitgelegd welke betekenis de naam Pallas heeft:

En so gi Pallas noemt met al haar schonigheden
’t Is in uytnementheyt de wysheyt ende reden.

Als Courten de naam Pallas gebruikt, is dat dus niet alleen een verwijzing naar de mythologie, maar ook een metafoor voor wijsheid en rede.

Leidsvrouwe van Het Bloemken Jesse

Voor mijn onderzoek heb ik de gedichten in de bundel van Courten ingedeeld in drie categorieën:
1. persoonlijke gedichten (verjaardagen, overlijdens)
2. kerkelijk-politieke gedichten (voornamelijk over de kwestie-Momma [5]) en
3. gedichten die te maken hebben met de rederijkerskamer Het Bloemken Jesse.

Maar liefst 75 van de 78 verwijzingen naar Pallas zijn in de laatste categorie te vinden. De godin met de betekenis wijsheid en rede, wordt door Courten dus overduidelijk verbonden met de Middelburgse rederijkerskamer Het Bloemken Jesse. Vaak wordt de kamer dan ook omschreven als ‘Pallas’ hof’ of ‘Minerva’s school’. De godin is als het ware de leidsvrouwe van de rederijkers die vanaf haar troon, zoals sommige gedichten het voorstellen, de kamerbroeders regeert. Door haar leiding staan in de kamer wijsheid en rede centraal.

Als leidsvrouwe inspireert ze de rederijkers, voedt ze hen op en beoordeelt ze hun werk. Dat is de reden waarom Courten zijn collega’s ertoe oproept om ook Minerva te loven:

(…) Daaerom wil ic, Minerv, slegts melde tot u lof
Dat gy noemwaardig syt omdat gy levert stof
Van nieuwe geest en vreught waarin u hof moet bloeie
En uwe gansche rey in liefd’ en minne groeie.
[6]

Slachtoffer van de classis

Helaas voor Courten wordt Pallas niet alleen geëerd. Ze wordt ook aangevallen, wat hem weer inspireert tot de volgende regels:

(…)Minerva sit bedruct de spies valt uyt haer hand
Den helm van het hoofthaer in het sand
Men can geen geestig lied op Helicon meer hoore

Comt minnaars raapt de spies, set d’helm haer op ’t hooft
En schelt dat wangedrocht dat Pallas heeft berooft
So werd een phenix uyt dees asch ons haest herbore’.

Dit gedicht bewijst dat de rederijkerskamer ook tegenstanders had, de bundel van Courten is ook ontstaan in de tijd dat kamer opgeheven werd. Bestudering van het hele handschrift maakt duidelijk dat de tegenstanders die de rederijker op het oog heeft, gezocht moeten worden in de hoek van de classis en de kerk. Dat waren dezelfde lieden die verantwoordelijk waren voor het vertrek van ds. Momma, waar Courten fel op tegen was. In zijn gedichten schildert hij de leden van de classis af als dronken, dom, dol en tiranniek. Deze kwalificaties staan recht tegenover de eigenschappen rede en wijsheid die Courten aan de rederijkers toeschrijft door hen keer op keer in verband te brengen met Pallas. De koppeling van Het Bloemken Jesse aan Minerva laat zien dat in Courtens optiek de rederijkerskamer moreel superieur was aan de kerkleiding en de classis.

Op de bres voor rhetorica

In de bundel van Boudaen Courten wordt de naam Pallas dus niet zonder meer zo vaak gebruikt. Indirect worden de morele kwaliteiten van de rederijkerskamer hierdoor extra benadrukt. Hoe past dit nu binnen de rederijkerspoëtica in het algemeen? In haar proefschrift over de rederijkerspoëtica toont Nelleke Moser aan dat rederijkerskamers ernaar streven om tegenover de kerk een positie als vertolker van goddelijke waarheden te behouden: Goede dichters gebruiken ware, door Christus gegeven stof (…) en willen de lezer overtuigen van het moreel juiste (…) Rhetorica is een zaak van de geest. [7] De manier waarop Courten in zijn bundel de rederijkers door het gebruik van de godin Pallas tegenover de kerk plaatst, toont aan dat dit streven in de tweede helft van de zeventiende eeuw nog niet verdwenen is. Voor Courten is dit streven in ieder geval voldoende reden om in zijn bundel fel van leer te trekken tegen zijn kerkelijke tegenstanders, want slechts

waar Pallas voester is, daar liefd’ en reden woont,
wort een gesegent hof en van Apol gecroont.

Bronnen

[1] Zie voor de poëziebundel: het Utrechts archief, archief Familie des Tombes (toegang 26): inv. nr. 1097. Zie onze website voor Boudaen Courten.
[2] Moormann, E.M. & Uitterhoeve, W., Van Achilleus tot Zeus. Thema’s uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. 3e gecorrigeerde druk. Nijmegen: SUN, 1990. Voor Athena: zie p. 62 e.v.
[3] Zie voor een volledige beschrijving van deze godin de site van Kox Kollum en kies Athena of Minerva.
[4] Pallas of Minerva met het Medusaschild en rechts haar uil. Jost Amman, Minerva, gedateerd 1579, 13,2 x 11,4 cm (Londen, British Museum, objectnummer E,7.116).
[5] Zie onze website voor de bijdrage van Kees Kort over De kwestie Momma.
[6] In minnen groeyende is de zinspreuk van de Middelburgse rederijkerskamer Het Bloemken Jesse.
[7] Moser, N., De strijd voor rhetorica. Poëtica en positie van rederijkers in Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland tussen 1450 en 1620. Amsterdam 2001, p. 130.

Auteur: Elsbeth den Braber, geplaatst op 30 maart 2015.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *