- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Platform
- KZGW
- Contact
‘Verhalen vertellen is zo belangrijk’
‘De prachtigste verhalen hoor ik bij de koffie-automaat, als ik weer eens samen met andere conservatoren mijn koffiemomentje heb. Ik denk vaak, ‘’daar moeten we wat mee doen’’. We hebben wel te maken met wetenschap, maar een verhaal moet ook blijven hangen.’ Dit zegt Karel-Jan Kerckhaert, als archeoloog werkzaam voor Erfgoed Zeeland en voor het Genootschap conservator Munten en penningen.
Karel-Jan is Zeeuws-Vlaming van geboorte en na zijn studie teruggekeerd naar zijn geboortegrond in Hengstdijk . ‘Kerckhaert is eigenlijk een Vlaamse naam. Velen uit mijn familie waren hoefsmeden. Het huis dat ik nu bewoon werd vanaf 1887 gebruikt als hoefsmederij.’ Hij is er nu druk bezig met de afronding van een complete verbouwing en als echte archeoloog met het geschiedenisvirus in zijn bloed zag hij dit als een uitgelezen gelegenheid om meer van het pand te weten te komen. ‘Ik wilde weten wanneer dit huis nu echt gebouwd is. Daarom heb ik monsters van de oude balken laten opsturen naar een dendrochronoloog. Die heeft op basis van de jaarringen de ouderdom van de balken bepaald. Het huis is in 1837 in het kadaster geregistreerd met gebruikmaking van balken uit 1832.’ Karel-Jan Studeerde aan de VU Archeologie en prehistorie een woonde enige tijd in Amstelveen en Haarlem omdat hij geen woonruimte kon vinden in Amsterdam. Hij Is daarna teruggekeerd naar Zeeuws-Vlaanderen en is nu adviseur bij Erfgoed Zeeland voor vijf gemeenten op de Bevelanden en voor de gemeente Tholen. Daarnaast is hij al ruim tien jaar conservator voor het Genootschap.
Het zijn televisieseries geweest, die ooit zijn keuze voor de archeologie hebben bepaald. ‘Ja, ‘Willem Wever?’’, besteedde ooit aandacht aan het Kops Plateau bij Nijmegen. Dan had je ook nog Bassie en Adriaan met ‘‘Het geheim van de schatkaart.’’ Toen wist ik wat ik wilde worden. Ik heb een metaaldetector van mijn ouders gekregen en al op mijn twaalfde jaar ben ik gaan zoeken.’
Voor het Genootschap werd hij conservator Munten en Penningen. ‘Als archeoloog was ik afgestudeerd op een numismatisch onderwerp en ik had natuurlijk al munten gezocht met mijn metaaldetector. Mijn interesse ging dus juist naar de munten uit. Bovendien hadden ze mij bij het voormalig Koninklijk Penningkabinet in Leiden verteld ‘’Bij het KZGW zit toch een zo’n mooie collectie.’’ Dat bleek helemaal waar te zijn. Mijn bijdrage is vooral het schrijven over de collectie. Ik werk nog vier dagen per week, dus aan veel andere dingen kom ik niet toe.’ Karel-Jan typeert een groot deel van de collectie nog als een black box. ‘We weten bijvoorbeeld nog niet hoe werden sommige munten werden gebruikt. Als regulier betaalmiddel of om de relatie met een ander te onderstrepen, zoals bijvoorbeeld in de Prehistorie en de in de Middeleeuwen. Het is soms ook de vraag in welk geldsysteem die munten zaten. Van bepaalde penninkjes weten we bijvoorbeeld ook niet welke voet daarvoor werd gebruikt. De Vlaamse voet, of die van het Graafschap Holland? Ook de vragen die gesteld worden kunnen verschillend zijn. De een kijkt vooral monetair naar de collectie, de ander kijkt vooral naar afbeeldingen.’ In ieder geval heeft het Genootschap een bijzondere collectie. ’Er zijn munten, die wij alleen hebben en nergens anders. Die hebben natuurlijk wetenschappelijke waarde.’
Worden er nog wel eens nieuwe vondsten gedaan, is Nederland is nog lang niet afgezocht met al die metaaldetectors?
‘Nee, er wordt de laatste tijd juist zo veel gevonden. De metaaldetectors worden ook steeds beter. Misschien dat nog maar een procent van wat in de bodem ligt naar boven is gehaald. Gelukkig is er het PAN. Dat is het Portable Antiquities of the Netherlands, die een inventarisatie maakt bij metaaldetectorzoekers. Daar zou ik weleens een uitdraai van willen hebben. De mooiste vondst die ik zelf heb meegemaakt was een schat van 110 munten uit de late ijzertijd met een waarde van 1000 euro per munt. Zelf vond ik ooit een goud- en zilvervondst uit de late middeleeuwen. Uit 1432 om precies te zijn.’
Naast conservator munten en Penningen is de Zeeuws-Vlaming vooral ook archeoloog. Hij benadrukt, dat hij vooral gecharmeerd is van de persoonlijke verhalen die de archeologie vaak oplever. Is historie vooral het verhaal van koningen en keizers is, dan is archeologie de wetenschap van de gewone mens. Dat levert prachtig inkijkjes op in het persoonlijke leven van mensen uit het verleden. Dergelijke verhalen hoort hij ook bij het koffiemomentje met andere conservatoren. Daar moeten we meer mee doen. Een verhaal vertellen is zo belangrijk en we hoeven niet altijd te wachten tot het helemaal klopt. Je hebt ‘soundbites’ en eigenlijk zou je ook ‘archeologie bites’ moeten hebben; kleine stukjes tekst of interviews, over interessante of grappige zaken, “weetjes” . Die zouden bijvoorbeeld online gezet kunnen worden. We hebben wel te maken met wetenschap, maar het moet ook blijven hangen.’