- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Platform
- KZGW
- Contact
uitgelicht
collectie-stuk
Toen het Intermediair Administratief Bestuur van het voormalig gewest van Zeeland in het voorjaar van 1798 besloot alle in het openbaar zichtbare ‘ornamenten van heraldie’ – nu gezien als achterhaalde kenmerken van adeldom – te verwijderen, had dit grote gevolgen. Niet alleen mochten er geen livreien meer gedragen worden en moesten binnen acht dagen alle wapens van de koetsen verwijderd worden, ook in de kerken waar op grafzerken en rouwborden vele honderden familiewapens waren aangebracht, moest men aan het werk. Na de publicatie van dit besluit in de Middelburgsche Courant van 13 maart 1798 volgde de mededeling dat familieleden tot 3 april de kans kregen tegen betaling van drie gulden hun rouwwapens op te halen. Niet opgehaalde borden zouden vernietigd worden.
In Vlissingen ontfermde Jan Jacobus de Moor (1776-1847) zich over de rouwborden van zijn illustere familie. Hiertoe behoorden drie wapenschilden van Maria Seylmakers – de weduwe van Jan Jansse de Moor, schepen en raad van Vlissingen en achterkleinzoon van de bekende vice-admiraal Joos de Moor – en van haar dochters Petronella, echtgenote van Bernard Adriaan de Beaufort en Appolonia, echtgenote van Gijsbert Coenraad Volmer. Alle drie waren in de vroege achttiende eeuw begraven in de St. Jacobskerk waar zoals toen gebruikelijk een beschilderd houten rouwbord met daarop hun wapen in de buurt van het graf was opgehangen.
Toen Jan Jacobus de Moor jaren later geld nodig had, benaderde hij het Zeeuws Genootschap die deze drie borden en een oude helm voor f 10,40 van hem kocht. De drie borden zijn opgenomen in de Collectie Online (www.kzgwonline.nl) onder de nummers G1723, G1724 en G1725, waar u meer informatie over deze rouwborden vindt. De helm, die vele decennia boven het graf van vice-admiraal Joos de Moor had gehangen, is opgenomen onder inventarisnummer G2425.
Katie Heyning, conservator kunst en kunstnijverheid