uitgelicht
collectie-
stuk

Blog Guépin (1) Mercator Sapiens

27 augustus 2021

Een goede manier om kennis te maken met iemand is door zijn portret te tonen. Bij Jean Guépin hebben we echter alleen de beschikking over de beschrijving van Mr. Jan de Timmerman (1726-1765):

Op de afbeelding

van den heere

JAN GUEPIN

schepen en raad te Vlissingen

Dus toont de kunst GUEPIN, o Vlissinge, uwen Raad,
Die uw belangen kent en voor uw’ handel staat,
Wiens ongekreukt gemoed uw Vierschaar strekt ter paarle,
Wiens vlijt uw Zeevaard schraagt, der Zanggodinnen vrind,
Die, al wat wijsheid heet, in taal bij taal bemint ,
In ’t kort den Koopman van VAN BAARLE.1

De verblijfplaats van het echte portret, vermoedelijk een gravure of een silhouetafbeelding, is niet bekend. Ook zijn er geen afbeeldingen bekend. Het is dus nog maar de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een bestaand portret. De geboden tekst is namelijk eerder een beperkte karakteruitbeelding van de persoon Guépin dan de beschrijving van een afbeelding. Maar niettemin is hij hier herkenbaar beschreven.

Van Baarle

Samenvattend toont de kunst ons de Koopman van Van Baarle. Kaspar van Baerle is Casparus Barleus (1584-1648) die op 9 januari 1632 zijn oratie hield bij de inwijding van de Illustre School te Amsterdam met als titel Mercator Sapiens (de wijze koopman). Kennelijk zag De Timmerman die zelf pensionaris van Middelburg was, hem in de eerste plaats als een verstandig ondernemer. De overige kwalificaties zijn gevat tussen de eerste en laatste versregel. Bij elkaar tonen zij, in vogelvlucht, wie Jean Guépin was en wat hij deed.

Vlissingen
Als schepen en raad van Vlissingen heeft de stad in hem een vertegenwoordiger die handelt in het belang van Vlissingen. Hij strekt bovendien een ieder tot voorbeeld door zijn onkreukbare gedrag.

Door zijn ijver levert hij – als reder – een bijdrage aan de handel en scheepvaart. De woordkeus schraagt veronderstelt dat hij een ware steun was op dit terrein. We zullen later echter gaan vaststellen dat daarop wel het een en ander valt af te dingen. Zo werkte hij samen met de Middelburgsche Commercie Compagnie die bekendheid geniet vanwege de slavenhandel. Of en in hoeverre Guépin hierbij betrokken was, zal nog blijken. Maar vooralsnog geldt: over de doden niets dan goeds.

 

 

De muzen
Guépin wordt vriend van de zanggodinnen genoemd. We kunnen dus verwachten dat hij ze regelmatig opvoert in zijn poëzie. Onder de zanggodinnen worden de negen muzen verstaan. Een tweetal muzen dat we zeker tegen zullen komen in zijn gedichten is Kalliope (muze van de epische poëzie, de filosofie en de retorica; zie de afbeelding2) met onder andere een schrijftafel en schrijfstift als attribuut en Polyhymnia (muze van de retoriek en de gewijde liederen). En misschien kende Guépin wel een eigen muze die als inspiratie diende voor zijn poëzie.

 

 

Liefde voor taal
Ook in zijn taaluitingen vindt De Timmerman Guépin een wijs man die zich een waar liefhebber van de taal toont. Zo schaafde Guépin aan zijn gedichten (hij schreef er honderden) dat het een lieve lust was, beheerste hij Nederlands, Frans, Engels en Latijn, was op de hoogte van de literatuur der groten van die talen en trad bovendien zelf op als vertaler. Daarnaast stond hij aan de wieg van enkele genootschappen die goed taalgebruik als hoogste doel stelden.

Nagedachtenis
N.C. Lambrechtsen (1752-1823) schrijft in het slot van zijn hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jean Guépin: […] “twijfel ik nogtans niet, of bevoegde beoordeelaars zullen zijne verdiensten erkennen, en hem geene plaats ontzeggen onder de Dichters der 18de eeuw.”3 In 1819, ruim een halve eeuw na Guépins dood, vond men het dus nog de moeite waard om deze huldeblijk te publiceren, maar een brede waardering van Guépins werk is (tot op de dag van vandaag) eigenlijk uitgebleven. Moge de beslissing om al zijn gedichten te publiceren recht doen aan Jean Guépin.

Bronnen

1. Nagelaten gedichten van MrJan de Timmerman in leven pensionaris der stad Middelburg, Middelburg 1774, p. 318. De datum ontbreekt bij dit gedicht, maar het is geplaatst tussen een serie portretbeschrijvingen van rond 1748. Het gedicht moet echter van oudere datum zijn, want Guépin werd pas in 1759 voor het eerst tot schepen benoemd (Bron: Middelburgsche Courant, 5 mei 1759).
2. http://www.koxkollum.nl; gezien op 26 augustus 2021.
3. [N.C. Lambrechtsen], “Hulde aan de nagedachtenis van wijlen Jan Guépin, weleer schepen en raad der stad Vlissingen, en aldaar overleden in den jare 1766′, in: H.W. Tydeman en N.G. van Kampen, Mnemosyne, vijfde stuk, Dordrecht 1819, 201.

Geplaatst door Jan van Loo op 27 augustus 2021.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *