uitgelicht
collectie-
stuk

Aanwinsten: drie bijzondere penningen

13 juni 2023

Onze conservator Munten en Penningen, Rien Sanderse, heeft in april van dit jaar de hand weten te leggen op drie zeer bijzondere penningen :
1. Hollandse penning Floris I (1049-1061)
2. Halve gildepenning Chirgijnsgilde 1756
3. Penning Société Hollandaise-Belge des amis de la médaille d’art 1905


1. Hollandse penning Floris I (1049-1061)

In de rijke collectie middeleeuwse munten van het Zeeuws Genootschap is ook een serie munten opgenomen van de Hollandse graven, gedeeltelijk gevonden in Zeeland maar voor een ander deel geschonken en aangekocht op veilingen. De oudste Hollandse munt in onze collectie is van graaf Dirk VII (1190-1203), de graaf die als vijfde is opgenomen in het rijtje standbeelden op het Middelburgse stadhuis. Recent bood zich de mogelijkheid aan om een munt van eerder datum te kopen, die geslagen is onder graaf Floris I (1049-1061).

Vergeleken met de huidig bekende munten ziet deze er misschien primitief uit, maar dat is niet uitzonderlijk voor deze periode in West-Europa. Op de voorzijde staat de graaf met in de rechterhand een lans met vaandel en in de linkerhand een kruisstaf. Op de keerzijde is een stadsmuur met kantelen en een stadspoort waarboven de letters ECTI te lezen zijn. Het omschrift is onduidelijk en is mogelijk een pseudo-omschrift. In die tijd bestond er maar een enkele munteenheid per gebied, naar onze maatstaven klein in diameter, van zilver en van laag gewicht. In Vlaanderen werd die munteenheid een maille genoemd, in Brabant een denier en in Holland een penning. Per gebied was er wel een verschil in gewicht en zilvergehalte (de muntvoet).

Deze penning van Floris I is waarschijnlijk in Leiden geslagen, weegt 0,56 gram en heeft een diameter van 18 mm. Hij is ook beschreven in de het standaardwerk van J.J. Grolle, De muntslag van de graven van Holland tot de Bourgondische unificatie in 1434, Amsterdam 2000, nr. 2.1Aa. Ook is hij opgenomen in het grote overzicht van Peter Ilisch, Die Münzprägung im Herzogtum Niederlothringen, in Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1997, nr. 12.5.

2. Halve gildepenning Chirgijnsgilde 1756

Recentelijk is voor de verzameling gildepenningen van het Zeeuws Genootschap een bijzonder stuk aangekocht. Het gaat om een penning van het Chirurgijnsgilde uit 1756 waarvan de voorkant ontbreekt. De marktwaarde van de penning is om die reden niet hoog. Wat de penning interessant maakt, is dat het stuk de mogelijkheid biedt om te zien hoe dergelijke penningen gemaakt zijn.

De voor- en keerzijde van de penning wordt bij deze techniek in twee delen uit een vlakke plaat metaal gedreven. Die delen worden later aan elkaar vastgemaakt en vastgezet met een strip metaal die de rand van de penning vormt. Bij dit stuk is goed te zien dat de delen aan de achterzijde de ruwe negatieve afbeelding is van de voorzijde. Hiermee kan met een minimale hoeveelheid materiaal een penning met een hoog reliëf gemaakt worden die licht in gewicht is. Het was Pieter van Abeele (1608-1684), een van oorsprong Middelburgse medailleur, die deze techniek uitgewerkt en geperfectioneerd heeft.

De zichtbare afbeelding op deze penning laat van vijf bestuurders van het gilde de familiewapens, de namen en de functies zien, en ook het jaartal 1756. Op de ontbrekende voorzijde staat een menselijk geraamte met een pijl en zandloper, waaronder een adelaar met het Middelburgse wapen op de borst. Het Genootschap heeft ook een complete penning in de collectie onder inventarisnummer GM0752, die momenteel te bekijken is in de Wonderkamers van het Zeeuws Museum.

 

3. Penning Société Hollandaise-Belge des amis de la médaille d’art 1905

Voor de collectie munten en penningen van het Zeeuws Genootschap is onlangs een plaquette aangekocht die een aanvulling is op de al aanwezige reeks penningen van de Société Hollandaise-Belge des Amis de la Médaille d’Art. Deze plaquette is zeer controversieel te noemen door het onderwerp, en niet alleen naar de huidige maatstaven. Het gaat om het 20ste jubileumjaar in 1905 van de onafhankelijke Congostaat, en hij is gemaakt door Charles Samuel (1862-1938) in een oplage van 200 exemplaren. De afmetingen zijn 55 x 57 mm, het materiaal is gematteerd zilver.

Op de voorzijde is Vrouwe Belgica afgebeeld die een naakte Congolese vrouw overeind helpt na haar ketens gebroken te hebben. In de afsnede XXe ANNIVERSAIRE DE LA FONDATION/ DE L’ÉTAT INDEPENDANT DU CONGO. Op de keerzijde een palm- en bananenboom, daarvoor een olifantstand. In het veld SOCIÉTÉ / HOLLANDAISE-BELGE / DES AMIS / DE LA MÉDAILLE D’ART / 1905.

Op de Koloniale Conferentie in Berlijn van 1884/1885, waar de toenmalige industriële mogendheden het Afrikaanse continent onder zich verdeelden, kwam het destijds nog nauwelijks in kaart gebrachte midden van het continent in handen van de Association International de Congo, later hernoemd naar État Independant du Congo. Dit was een dekmantel voor de aspiraties van de Belgische koning Leopold II om er een soevereine staat van te maken onder zijn leiding. Hij gebruikte het land als zijn persoonlijk wingewest, vooral voor export van rubber. Zijn politiemacht Force Publique maakte weliswaar een eind aan de hegemonie van Arabische en Afrikaanse slavenhandelaren, maar voerde daarna een schrikbewind waarbij gruwelijke misstanden plaatsvonden. Uiteindelijk werd de koning om die reden door de internationale gemeenschap gedwongen om in november 1908 de macht over te dragen aan de Belgische regering. Hierdoor verbeterde de toestand enigszins.