uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 7 Iets van Tollé (tweede deel)
Auteur(s) op 21 januari 2014
Trefwoord(en) , ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

In het slot van Iets van Tollé (eerste deel) zijn we gebleven bij de beweringen van Tollé dat het met de rederijkerskamer van Middelburg en de Leidse kamer De Palmboom – in tegenstelling tot die van Veere – niet goed is afgelopen.

De Palmboom telt in 1753 nog 2 leden waaronder de heer Wynbeek. Dit zal Abraham Wynbeek geweest zijn, lid van de De Witte Ackoleyen in Leiden, die in 1734 ophield te bestaan. In een inventaris van deze kamer van 21 augustus 1723 wordt het blazoen (een schilt) van De Palmboom vermeld. [1] De houtsnede van dit blazoen, vervolgt Tollé, is in 1753 door Wynbeek gegeven aan Florimond Stierman Granjon, thans Regeerend Prins van de Veerfche Rederykkamer.

Vervolgens verrast Tollé zijn lezers met de illustratie van het blazoen van de allang niet meer bestaande Palmboom uit Leiden! Helaas niet met een van de blazoenen van de Veerse rederijkerskamer, maar misschien is dit wel de nog enig bestaande afbeelding van De Palmboom. Of de houtsnede in 1753 is geschonken, is trouwens de vraag: in dat jaar was Florimond Stierman Granjon, geboren in Tholen in 1734, pas 19 jaar en zijn eerste vermelding in de rekenboeken van de Missus Scholieren dateert van 1776.[2]

Keren we terug naar de Veerse rederijkers: MEN zegge dan niet: de Kamer der Rederykers te VERE, ofschoon niet zeer bedryvig, schynt nog in volkomen stand te zyn, citeert Tollé uit de Zeelands Chronyk-Almanach van 1786. [3] Om die bedrijvigheid aan te tonen gaat hij verder met de weergave van een aantal vragen en antwoorden uit de jaren 1788-1790. De vragen zowel als de antwoorden zijn citaten uit het zevende deel van de verzenbundels van de kamer. [4] Deze vragen werden opgegeven door de prins, en de leden – de prins incluis – gaven in dichtvorm daarop hun antwoord.

De behandelde vragen dragen een moreel karakter, geparafraseerd: Wat geef je aan armen in de kou? Hoe verhelp je de gebreken van de armen? Hoe bied je troost aan oude mensen? In de antwoorden is vrijwel altijd de hand van God terug te vinden.

Er zijn ook vragen als: Wat is de Slaap? Waar komt op de tweede dag [van de schepping] het Licht vandaan? Wie heeft de Magneet uitgevonden? Waar komt de naam Boekweit vandaan? Met opnieuw als basis Gods woord in de beantwoording.

Met deze natuurwetenschappelijke vragen wordt beantwoord aan het tijdsbeeld van de verlichting en lijken de rederijkers in de pas te lopen met de ontwikkelingen binnen de genootschappen elders in Zeeland. Daar draaien de natuurwetenschappen niet zozeer om de natuurwetenschappen zelf, maar om het fysico-theologische kader, d.w.z. het verkrijgen van inzicht in de Almacht van de Schepper en de doelmatigheid van zijn Maaksel. [5] Gelukkig beschikken we met de verzenbundels over voldoende vragen en antwoorden om vast te stellen of dit beeld voor de rederijkerskamer correct is.

Na de weergave van de vragen en antwoorden volgt het BESLUIT: UIT deze staaltjes kan de Beminde Lezer, zoo ’t my toefchynt, zeer duidelyk zien, dat de Leden van deze Rederykkamer naar vermogen nog bedryvig, of werkzaam zyn; [ …..] Ik wensch, dat, en deze Kamer, en de Stad VERE, door ‘sHeeren Zegenende Hand, een aller voortreffelyften [sic] Bloeiftaat verkrygen mogen!

Of die wens voor de kamer in vervulling ging? De laatst bekende vermelding voor de Rhetoriekamer van Veere betreft een ontvangstbewijs van 23 augustus 1796. [6]

Bronnen

[1] Boheemen, F.C. van, en Th.C.J. van der Heijden (red.), Retoricaal memoriaal. Bronnen voor de geschiedenis van de Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw. Delft 1999, 600 en 602.
[2] ZA 2515-05, Rekeningenboek 1761-1793, 43v.
[3] ‘Zeelands Chronyk Verkort’, Zeelands Chronyk-Almanach voor ’t Jaar 1786. Middelburg 1786, 1034.
[4] ZA 2515-16, Verzenbundel 7, 1787-1794, niet gefolieerd, jaren 1788-1790.
[5] Mijnhardt, W.W., ‘Publieke belangstelling voor de natuurwetenschappen in Zeeland 1780-1815’, Worstelende Wetenschap. Aspecten van wetenschapsbeoefening in Zeeland van de zestiende tot in de negentiende eeuw, Middelburg 1987, 206.
[6] ZA 2515-06, Rekeningenboeken bijlagen 1740-1795, laatste biljet.

Geplaatst door Jan van Loo op 21 januari 2014.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *