Uit-
gelichte
foto
Blog 41 Sluis en zijn rederijkers 3
Auteur(s) op 16 juli 2016
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Samenvatting deel 1 + 2

Het gilde van Onze-Lieve-Vrouw der Klerken te Sluis had in de Onze-Lieve-Vrouwekerk sinds 1329 een eigen kapel. Inkomsten werden verkregen uit schenkingen en rentes. Een bijzondere erfelijke rente van de stad werd ontvangen over de Sint-Juliaansplaats. Dit gilde veranderde vermoedelijk van naam ca. 1450 in Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw. Sluis is van tijd tot tijd betrokken bij opvoeringen, aanvankelijk met gezellen van esbattementen, later met rederijkers. Een verband met het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw blijkt nog steeds niet en na de opheffing van het gilde in 1569 is er in 1577 een optreden in het Vlaamse Middelburg van rederijkers uit Sluis, omschreven als

Die van de Retorycke

Een belangrijke vraag blijft nog steeds of het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw op enig moment gerelateerd kan worden aan de rederijkers van Sluis. Dit gilde hield op te bestaan in 1569, terwijl er in 1577 een optreden is van rederijkers uit Sluis. Heeft het gilde zich herpakt of is er sprake van een andere (nieuwe) rederijkerskamer?
Bij de beschrijving van de wapenborden in ons blog Wapenborden in Sluis worden vijf blazoenen besproken. Een ervan draag het jaartal 1598, andere zijn opgedragen aan een prins. De borden bewijzen de aanwezigheid van rederijkers in Sluis al is nog steeds onduidelijk hoe ze georganiseerd zijn.

1606
In dit jaar lezen we bij de uitgaven in de stadsrekeningen de volgende tekst:
Den deken ende tgheselschap van onservrauwen vander snee, twelcke men plach te houden binnen onservrauwe[n] kercke deser stede Sluus gheltmen Iaerlicx thien grooten, ghaende vut zeker erue ligghende vp st Iuliens plaetse binnen der voorn[oemde] stede, verschynnende telcken bamesse [25]
Dit is verrassend, het gilde lijkt nog te bestaan en de betaling betreft de erfrente over de Sint-Juliaansplaats die in 1393 al werd uitbetaald aan het gilde dat toen nog de naam droeg van Onze-Lieve -Vrouw der Klerken. Overigens staan de kosten niet vermeld en is er vermoedelijk niets uitbetaald.

1608
Deze stadsrekening verschaft de nodige duidelijkheid met de volgende post:

Die vande retoricque binnen Sluus ouer den deken en[de]
gheselschap van onsevrauwe van Sneede, twelcke men
plach te hauden binnen marie kercke In Sluus thien
penn[inghen] grooten ts[iae]rs vut zekere erue by St Juliens
plaetse binnen der voornomde stede vallen[de] ende v[er]schyn[ende]
elcken bamesse, en es nyet bet[aelt] tzydert touercommen
deser stede [26]

Tot nu toe is dit het vroegste bewijs waarbij het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw gekoppeld wordt aan de rederijkers. In de jaren 1612, 1613, 1614, 1626, en 1627 lezen we soortgelijke vermeldingen. Het gaat daarbij om een betaling pro memorie die niet meer wordt uitbetaald sinds Sluis in 1604 staats geworden is. De betaling van de rente is altijd op Bamesse, Sint-Bavodag en dat is 1 oktober. Interessant is het gegeven dat men bijeen kwam in de Mariakerk. Wordt hiermee terugverwezen naar de situatie vòòr 1577 (het instorten van de kerk) of is er nadien een andere kerk(ruimte) in gebruik genomen?

De 10 jaar tussen 1615 en 1626 ontbreken bij de stadsrekeningen Sluis. Het uit te keren bedrag bedraagt na 1626 10 pond grooten in plaats van 10 grooten (ongetwijfeld een abuis). Men blijft dus een twintigtal jaren deze post vermelden, die niet mag worden uitbetaald op last van de Staten-Generaal. Na 1628 lijkt deze uitbetaling niet langer te worden vermeld.

1626
Doordat het in de stadsrekeningen steeds draait om een verwijzing naar vroeger tijden rijst de vraag of het gilde in de vermelde jaren daadwerkelijk nog bestond. Je mag aannemen van wel, want wat voor zin heeft anders een dergelijke virtuele betaling? Gelukkig is er nog een charter bewaard gebleven van 20 juli 1626 waarin Christoffel Beertolfs en zijn vrouw Cateleyne Backhuys een schuldbekentenis doen van acht pond Vlaams ten profyte vanden deken en[de] gemeene gildebroeders vant gilde van onser Lieven Vrouwen snee ofte Rethorica deser stede. Als ouden deken wordt genoemd: Bernaert Aertsen. [27] We lijken er vanuit te kunnen gaan dat dit gilde nog actief was in de jaren van de uitkeringen om niet.

1613
In 1613 neemt de stad Sluis deel aan een refreinwedstrijd in Amsterdam. Sluis wint de prijs van ’t verst komen. Namens de stad wordt deelgenomen door Gillis van Mullem met het devies Van ’t ouwe ’t nieu. [28] Uit niets blijkt dat hij deelneemt als lid van het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw, van een andere rederijkerskamer of als particulier (dezen worden apart vermeld). In de stadsrekeningen van Sluis wordt Gillis van Mullem met regelmaat uitbetaald voor zijn werk als glazenier. [29]

1641
Deze keer doet Sluis mee bij een refrein- en liedwedstrijd in Vlissingen. Ook hier lijkt het om het werk van één persoon te gaan, namelijk Zeger Moyaert met het devies ’t Best is goet. Uit de een van de opschriften in de publicatie over deze wedstrijd wordt duidelijk dat het om De Distel-blom uit Sluis in Vlaanderen gaat. [30] Een nieuwe kamer? Of slechts een nieuwe naam nadat het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw ophield te bestaan?

1684
Andere deelnames van de Distelbloem zijn niet bekend. Wel wordt de Distelbloem genoemd bij de uitgenodigde kamers voor een wedstrijd in 1684 in Bleiswijk. [31] Uit Zeeland deed alleen de Nardusbloem uit Goes mee. Het is daardoor onduidelijk of De Distelbloem uit Sluis in dat jaar nog bestond.

Conclusie

In deze drie afleveringen is zo’n beetje alles gememoreerd wat op dit moment (2016) over de geschiedenis van de rederijkers van Sluis bekend is. Als rode draad is er de erfrente van de stad Sluis van 10 grooten over de Sint-Juliaansplaats. De eerst bekende uitbetaling dateert van 1392, de laatste – zij het pro memorie – van 1628, waarmee maar liefst 236 jaar (!) overbrugd wordt. De rente wordt uitgekeerd aan het gilde van Onze-Lieve-Vrouw der klerken, een broederschap die (vermoedelijk) ca. 1450 overging in het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw en dat (opnieuw vermoedelijk) vanaf het laatste kwart van de zestiende eeuw bekend stond met bij zijn naam de toevoeging Die van de Retorycke.

Van dit gezelschap zijn toneelactiviteiten bekend vanaf de vroege vijftiende eeuw, in 1443 is er sprake van esbattementers en bij de wedstrijd in 1483 in de stad Hulst lezen we over deelname van de stad Sluis met eeneghe vand[en] Retorycken en[de] esbatementers. 32 Wedstrijden in 1486, 1496, 1577 getuigen van rederijkersactiviteiten, maar telken male blijven we in het ongewisse of het bovengenoemde gilde dan wel een andere rederijkerskamer uit Sluis erbij betrokken was. En zelfs in 1613 als we de naam van de deelnemende Sluizenaar, Gillis van Mullem, kennen, komen we niet aan de weet aan welk gezelschap hij verbonden is. Wellicht traden de leden van het gilde nooit als geheel naar buiten, maar deed alleen maar een aantal leden mee, als er opvoeringen waren.

De meeste vermeldingen van die opvoeringen dateren uit de vijftiende eeuw, niet onlogisch want in de zestiende eeuw heft het gilde van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw zichzelf op in 1569 vanwege te geringe belangstelling: er waren domweg te weinig leden en dus navenant te weinig inkomsten. Vervolgens is er toch weer een rederijkersoptreden in 1577. Betrof het hier een nieuwe rederijkerskamer of ging het hier om spijtoptanten die het gilde nieuw leven ingeblazen hadden? Over de periode erna weten we slechts met zekerheid van het bestaan van een wapenbord in 1598 en dat het gilde van van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw bestaan heeft tot in 1628.

En als het ware uit het niets opduikend doet er in 1641 een rederijkerskamer uit Sluis mee aan een wedstrijd in Vlissingen met de naam De Distelbloem. Is dit de voortzetting van het voormalige gilde of is er een volstrekt nieuwe kamer opgericht?

De neiging bestaat om te besluiten dat leden van de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw vanaf 1407 betrokken waren bij toneelopvoeringen en later (vanaf 1443) bij activiteiten van rederijkers en dat na de definitieve opheffing van dit gilde (ca. 1630?) een nieuwe kamer is opgericht met de naam De Distelbloem. Het aantal vraagtekens overheerst echter de feiten en er is dus meer onderzoek vereist om een dergelijke stellingname afdoende te onderbouwen.

Bronnen

[25] Nationaal Archief, Inventaris Staten-Generaal 1.01.02, stadsrekening Sluis 10652 (1606-1607), f. 16r.
[26] Ibidem, stadsrekening Sluis 10653 (1608-1609), f. 25v.
[27] Gemeente Sluis, inv. nr. 1549. Zie de afbeelding op kzgw.nl/sluis/.
[28] Antwoort Op de Vraghe / uytghegeven by de Brabantsche Reden=ryck Camer ’t Wit Lavender, Uyt Levender Ionst tot Amsterdam. (…). ’t Amsterdam, Ghedruckt by Paulus van Ravesteyn. Voor Abraham Huybrechtsz. Boeckvercooper / wonende by de Oude Kerck / inden Dortsen Bybel. Anno 1613., f. Sijrv.
[29] Bijvoorbeeld Nationaal Archief, Inventaris Staten-Generaal 1.01.02, stadsrekeningen Sluis 10651 (1605-1606), f. xix verso, f. xxx verso, f. xxxiv recto, xxxviii verso; 10654 (1612-1613), ff. lxxx verso – lxxxj recto.
[30] Iacob Iansz Pick,Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen. Vlissingen 1642, ff. L2r. Aa2r, Kk3r en Ss2v.
[31] Zie de Kaerte in Apollus Lust-Hof, Ofte Beroep tot Bleyswijck, Vande Broeders van den Dubbelt Geelen Hoof-Bloem, onder ’t Woordt: Wijckt Ontrouw (…) Tot Delft/ Gedruckt by Cornelis Blommesteyn, (Ordinaris Drucker van de Maeght Rethorika) in de Kromstraetsteeg/ in Door Druck Geleert, 1684, f. A4v.
[32] Zie noot 20.

Geplaatst door Jan van Loo op 16 juli 2016

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *