- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
In de universiteitsbibliotheek van Gent bevindt zich een manuscript dat blijkens de vermelding in de Tytel in 1585 gemaakt is door Augustijn van Heringhem. Uit wat is overgeleverd (het merendeel van dit handschrift is verloren gegaan), valt te reconstrueren dat de auteur het alfabet afwerkte en daarbij een vast patroon gebruikte. Overigens is het handschrift niet gerestaureerd in de oorspronkelijke, alfabetische volgorde. [1]
desen bouck behoort toe aen Jan de Coeue mr tijmmerman St adriaen
Was Augustijn van Heringhem behalve de maker ook de eigenaar van het manuscript? Was de plaats Temse op het titelblad alleen gekozen vanwege de beginletter T of was het ook de woonplaats van de maker/eigenaar? Zat het titelblad wel voorin, want er is ook een gedicht over de bijbelfiguur Tobias aan de versozijde van het folium met de letter S. [3] En daar is iets merkwaardigs aan de hand: er staat een provenance met de naam van een bezitter van dit boek, Jan de Couvé, en die zou je ook eerder voorin verwachten dan midden in het handschrift. Het gaat hier mogelijk om een latere bezitter, in elk geval is deze zin geschreven in een ander handschrift dan dat van het manuscript.
Ook bij de letter L van het stadje Loo en de schikgodin Lachesis vallen bijzonderheden op. [4] Zij is afgebeeld in de vorm van de letter L en spint de levensdraad van de mensen. Het bijbehorende gedicht begint met de volgende regels:
Lachisses eene vande drie goddynne
diemen zecht het leuen vande mensche te spijnnen
met atropas ende cloto huar daghelycke ghelycke
Er wordt hier verwezen naar de drie schikgodinnen uit de Griekse mythologie, waarvan de een de levensdraad spint, de ander de lengte van de levensdraad bepaalt en de derde de draad afknipt om daarmee het leven te beëindigen. De vermelde namen kloppen wel, maar de afgebeelde godin kan niet Lachesis zijn, want Lachesis is de godin die levenslengte verdeelt onder de mensen. Hier blijkt Klotho, de spinster, afgebeeld.
Het voorafgaande maakt duidelijk dat ondanks het gegeven dat er van dit handschrift helaas bedroevend weinig is overgebleven, er genoeg interessants valt te beleven en te onderzoeken. Er zijn de tekeningen met hun grappige figuurtjes. Er zijn de gedichten, hoe verhouden die zich tot elkaar binnen één letter en ten opzichte van elkaar binnen het grote geheel? Wat is de waarde van wat er over de steden wordt vermeld? Waarom worden juist deze steden genoemd? Welke boodschappen gaan er schuil achter de gekozen bijbelse figuren? Zijn er specifieke rederijkerskenmerken? En wie waren Augustijn van Heringhem en Jan de Coeue? Wat is de oplossing van de rebus op f. 1r? En tot slot: wat is de functie van de zinspreuk waarmee het werk begint?
DEN TYDT DIE LYDT
[1] UB Gent, handschrift 888. Het titelblad (met de letter T) is f. 2r. Op f. 1r staat een rebus.
De volgende letters zijn bewaard gebleven:
– Rectozijden met een tekening en 2 gedichten: Q (f.3r), Z (f.4r), S (f.5r), O (f.6r), R (f.7r), L (f.8r).
– Versozijden met 1 gedicht: R (f.3v), T (f.5v), P (f.6v), S (f.7v), M (f.8v).
[2] Zie de afbeeldingen Oostburg en Sluis.
[3] Id. f. 5v.
[4] Id. f. 8r.
Geplaatst door Jan van Loo, 19 maart 2015.