terug naar Rederijkers in Zeeland
Rederijkerskamers in Goes
Oudste vermeldingen
Oudste gegevens over (toneel)spelers of rederijkers uit Goes, maar niet gekoppeld aan de naam van een kamer:
Hulst 1474
Item ghepresenteert de ghesellen van der Goes die hier quamen met zekere habbattementen omme de processie mede theerene 1
Hulst 1476
Item betaelt ende toegheleyt den ghesellen vanden Retorycke van dese stede te huerlieder coste waert omme te treckene ter Goes om secker prijs die daer te winnen was 2
Axel 1495
Item ghep[rese]ntert den ghezellen vanden Retorijcke vanden stede vanden goes die hier quamen vp den dach van onsen processye bamenten 3
1. GA Hulst, Stadsrekeningen 100, 1473-1474, f. 17r.
2. GA Hulst, Stadsrekeningen 102, 1475-1476, f. 34r.
3. GA Axel 602 J 126a , Boeken der stadsrekeningen 1494-1495, f.137r.
De Clisblome
Zinspreuk: ?
Patroonheilige: ?
Vroegste bronvermelding: 26-10-1546
Laatst bekende bronvermelding: 26-10-1546
In 1545 wordt in het Goese gerechtelijke archief melding gemaakt van Jacob Leynsz, deken van de Clisblome. 4
Geschiedenis:
In 1545 wordt in het Goese gerechtelijke archief melding gemaakt van Jacob Leynsz, deken van de Clisblome. Hiervoor en hierna wordt deze kamer niet vermeld.
4. GA Goes, RAZE, nr. 1594, f.18vo.
Bronnen
Varia:
Repertorium rederijkerskamers DBNL:
De Clisblome: BEKIJK BRONNEN OF GESCHIEDENIS
De Edele Castanienbloem
Zinspreuk: ?
Patroonheilige: ?
Vroegste bronvermelding: 1595
Laatst bekende bronvermelding: 14 december 1630
De vroegste vermelding van deze kamer is te vinden in een lijst van de schutterij van de Edele Busse van 1595. Op 14 december 1630 laat het stadsbestuur op verzoek van de twee kamers, de Edele castanienbloem opgaan in de Nardusbloem. Gegevens over verdere activiteiten tussen 1595 en 1630 ontbreken.
Geschiedenis:
De vroegste vermelding van deze kamer is te vinden in een lijst van de schutterij van de Edele Busse van 1595. Het schuttersboek vermeldt twee leden van het bestuur van de kamer, ook de Edele Castanienbloem had blijkbaar een nauwe band met een schuttersgilde. Op 14 december 1630 laat het stadsbestuur op verzoek van de twee kamers, de Edele castanienbloem opgaan in de Nardusbloem. Gegevens over verdere activiteiten tussen 1595 en 1630 ontbreken.
Bronnen
Varia:
Repertorium rederijkerskamers DBNL:
De Edele Castanienbloem: BEKIJK BRONNEN OF GESCHIEDENIS
De Goudtsblome
Zinspreuk: ?
Patroonheilige: ?
Vroegste bronvermelding: 11 maart 1540
Laatst bekende bronvermelding: 10 mei 1543
In 1540 procedeerden enkele Goese poorters tegen de dekens van de kamer van De Goudsbloem. De burgemeesters en schepenen namen de juwelen van de kamer over op 10 mei 1543, na een geschil tussen ene Maarten Govertsz en prins en dekens.
Geschiedenis:
In 1540 procedeerden enkele Goese poorters tegen de dekens van de kamer van De Goudsbloem. In de daaropvolgdende jaren procedeert deze kamer zelf tegen koopman Paas Macharisz en de waard in De Rijsel. De kamer De Nardusbloem procedeerde in ongeveer dezelfde periode tegen dezelfde persoon. De burgemeesters en schepenen namen de juwelen van de kamer over op 10 mei 1543, na een geschil tussen ene Maarten Govertsz en prins en dekens, die omdat ze elders verbleven de kamer niet meer bijeen lieten komen. Na 1543 wordt er geen melding meer gemaakt van de kamer. Of de Clisblome, waarvan in 1545 melding wordt gemaakt dezelfde kamer is is niet bekend, maar vermoedelijk gaat het om een nieuwe opvolger.
Bronnen
Varia:
Repertorium rederijkerskamers DBNL:
De Goudtsblome: BEKIJK BRONNEN OF GESCHIEDENIS
De Nardusbloem
Zinspreuk: Met gantscher herte
Patroonheilige: H. Maria Magdalena (22 juli)
Vroegste bronvermelding: 1555 (devies)
Laatst bekende bronvermelding: 1684
Blazoen (1577):
Geschiedenis:
Goes kende in 1550 drie schuttersgilden, dertien religieuze broederschappen (waaronder een gilde van de Zoete Naam Jezus), en elf ambachtsgilden (De Klerk 1991, 86). In 1476 was er in Goes ‘zeker prijs te winnen’, waarvan in de Bergse stadsrekeningen melding wordt gemaakt. Het is onzeker of de Bergse kamer daar aanwezig was (zie Caland, 78) Rond 1481 organiseerden Goese rederijkers ofwel schutters een wedstrijd, waaraan in elk geval de rederijkerskamer De Roos uit Leuven deelnam, die te Goes een prijs won.
Van het publieke optreden van de Nardusbloem Met gantscher herte, met als patroonsheilige Maria Magdalena, is het volgende met zekerheid bekend. In 1494/95 kwamen ‘de ghesellen van retorijck van die stede van Goes’ in Axel ‘batementen’ ter gelegenheid van de processie. Volgens Kesteloo waren de Goese rederijkers in 1502 te Middelburg, ze ontvingen er wijn voor hun optreden. In 1518 waren de Middelburgse rederijkers te Goes, waar ze een prijs wonnen, waarschijnlijk op een wedstrijd van de Goese kamer. In mei 1549 speelde deze op de Middelburgse kamer een spel van zinne.
In 1539 vermeldt het rekeningboek van het voetbogengilde ‘die camer van Magdalena’. Uit een ordonnantie van 1550 blijkt dat de kamer de regie van processies zoals de jaarlijkse Ommegangsdag (op of rond 15 augustus) in handen had. Tijdens de omgang beelden de verschillende corporaties allerlei scenes uit waarvoor de processie op bepaalde plaatsen halt hield (De Klerk 1991, 84). De Nardusbloem ontving in 1563 een nieuwe ordonnantie, waarvan in 1577 een afschrift werd gemaakt. Blijkens het reglement uit 1563 had de kamer een kapel, gewijd aan Maria Magdalena in de Magdalenakerk. Kamerleden waren volgens hetzelfde reglement verplicht de dodenmis voor een kamerbroeder bij te wonen (boete 2 groten) en het requiem na Magdalenadag (boete 8 groten). De ordonnantie van 1563 was vermoedelijk het gevolg van een conflict binnenskamers dat door interventie van het stadsbestuur werd opgelost, daarbij verliet een deel van de leden mogelijk de kamer, of werden ze daartoe gedwongen. De kamer klaagde in 1563 immers dat bij een afname van het aantal leden de onkosten niet waren gedaald [Dekker 2002].
Het is mogelijk dat de Nardusbloem tussen 1560-1578 op een rederijkerswedstrijd in het Zeeuwse Kapelle aanwezig was (Dibbets, 1989).Vanaf 1581 ontving de kamer 2 pond jaarlijks van de stadsregering. Vanaf 1589 werd dat 4 pond. In 1597 voerden de Goese rederijkers ter gelegenheid van de verovering van Grol een spel op. De Nardusbloem was in 1620 te Mechelen. Tien jaar later werd ze, op beider verzoek, samengevoegd met de andere Goese kamer, de Edele Castanienbloem (in 1595 voor het eerst vermeld). De kamer ging verder onder de naam De Nardusbloem en bleef nog geruime tijd actief. Ze was in 1641 op een wedstrijd te Vlissingen, in 1684 te Bleiswijk en in 1685 te Schipluiden.
Vanaf 2 oktober 1645 voerde de kerkeraad weliswaar geregeld censuur uit, maar het zou nog enkele jaren duren voor ook de overheid haar houding wijzigde. In 1663 diende de kamer een rekest in waarop de raad zeer onwelwillend reageerde. In 1679 werd de Nardusbloem verboden (is er een verband met de politieke situatie na 1672?), ze diende haar gildeboek en alle kostbaarheden op het stadhuis in te leveren. De raad kwam echter in 1681 alweer op dit besluit terug. Ondanks kerkelijk protest ondernam de overheid daarna geen actie meer tegen de kamer, die waarschijnlijk kort na 1685 ophield te bestaan.
De Goese kamers onderhielden contacten met de schuttersgilden. Tot 1626 kwam de Nardusbloem in het Zusterhuis samen, maar in dat jaar verhuisden ze naar het gebouw van het Sebastiaangilde waar een gevelsteen met het blazoen te vinden (is/was?). Het is onbekend wanneer de kamer voor het eerst Nardusbloem werd genoemd en een zinspreuk aannam. De tekst van het reglement uit 1563 is een eerste bekende vermelding. Alleen de vermelding in het acrostichon op het overlijden van Mathijs van der Straeten, onder een drieluik uit 1555, is ouder. Dat wil echter niet zeggen dat de kamer niet eerder al blazoen en zinspreuk voerde.
Meertens 1943 vraagt zich af of de dichter Pieter Lenaerts van der Goes misschien een Goese rederijker was. Hij publiceerde in 1602 een bundel minneliederen: ‘Een nieu liedt-boeck, genaemt den Druyven-tros der amoureusheyt’ (UB Amsterdam). Veel meer bewijs dan enkele verwijzingen naar Goes als plaats van herkomst en de achternaam Lenaerts die ook te Goes voorkwam geeft Meertens niet. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat hij van Goes afkomstig was woonde hij er ten tijde van de publicatie niet langer. Hij droeg weliswaar zijn bundel op ‘aen de eerbare jeugt van der Goes’ maar hieruit blijkt niet dat hij lid was van een van de Goese kamers.
In 1685 nog te Delft. Daarna verdwenen.
Bronnen
Varia:
Repertorium rederijkerskamers DBNL:
De Nardusbloem: BEKIJK BRONNEN OF GESCHIEDENIS
Blazoen: Gemeentearchief: Goes.
Laatst bewerkt op 30 juli 2016.
terug naar Rederijkers in Zeeland