uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 98 Een nieuwe blik op de toneelgeschiedenis
Auteur(s) op 2 februari 2023
Trefwoord(en)
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Een andere kijk

Is het mogelijk de geschiedenis van het Nederlandse toneel uit middeleeuwen en rederijkerstijd anders te beschrijven dan tot nu toe gedaan is? Bij een aantal eminente onderzoekers van het middeleeuwse toneel en rederijkerstoneel leeft het idee dat dat kan en dat zoiets ook zinvol is. Op 13 en 14 januari 2023 kwamen zij in Middelburg bijeen voor een openbaar colloquium waarin zij in samenspraak wilden proberen dat idee gestalte te geven. Een colloquium is een samenspraak, een discussiebijeenkomst. Het heeft niet de bedoeling onderzoeksresultaten te presenteren zoals op een symposium, maar door presentaties en gesprek en discussie daarover tot een gezamenlijk idee te komen.

Het colloquium in Middelburg was geïnitieerd door Elsa Strietman, Wim Hüsken en Arjan van Dixhoorn onder de titel Naar een nieuwe geschiedenis van het Nederlandse toneel uit middeleeuwen en rederijkerstijd. Het was openbaar, dus behalve de uitgenodigde sprekers was een ieder welkom deel te nemen en mee te denken. Zo waren dus enkele vertegenwoordigers van het onderzoeksproject Rederijkers in Zeeland aanwezig. Plaats van samenkomst was de theaterzaal van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg.

Terzijde daarvan was door de ZB een kleine tentoonstelling ingericht van exclusief Zeeuws rederijkerswerk: rollen en andere stukken uit de collectie van de ’s-Gravenpolderse rederijkerskamer De Fiolieren, enkele handschriften uit de collectie van Het Bloemken Jesse (Middelburg) en het handschrift van Jasper Bernaerds uit de tijd toen hij actief was in Scherpenisse.

Toneelrol uit ‘s-Gravenpolder

Het nieuwe van de voorgestelde toneelgeschiedenis bleek gelegen in het idee om niet uit te gaan van genre-indelingen, maar van een lokale situatie.

Zo zou kunnen blijken dat het toneel dat in Brugge werd gespeeld anders van aard was dan dat in Brussel, dat de spelen van Haarlem zich onderscheidden van die in Amsterdam of Antwerpen. In elk van die steden deden zich andere actualiteiten voor waar het toneel al of niet op inspeelde. Zo’n soort geschiedenis kan alleen geschreven worden als er van zo’n stad of dorp spelen overgeleverd zijn. Zo kan het gebeuren dat ’s-Gravenpolder en Brouwershaven wel zullen voorkomen in het beoogde boek, maar bijvoorbeeld Middelburg en Dordrecht niet. Van die laatste twee is wel toneelmateriaal overgeleverd, maar dat is tot dusver weinig of helemaal niet bestudeerd. Er zijn geen specialisten voorhanden die daar voor de beoogde uitgave een hoofdstuk aan zouden kunnen wijden.

Er zijn tien onderzoekers uitgenodigd voor een bijdrage aan het beoogde boek, allemaal kenners van zo’n lokale toneelsituatie. Zij waren vrijwel allemaal aanwezig, in levenden lijve of via een beeldverbinding. Dirk Coigneau ontbrak wegens verblijf in het buitenland. Arjan van Dixhoorn (UCR Middelburg, projectleider Rederijkers in Zeeland), die het inleidende hoofdstuk zal schrijven, moest door familieomstandigheden verstek laten gaan.
Op vrijdagmiddag opende Wim Hüsken de bijeenkomst met een korte uiteenzetting over het nieuwe idee dat de identiteit van een stad of een dorp de aard van het daar gespeelde toneel bepaalt. Daarna volgden vier presentaties over even zoveel plaatselijke toneelculturen in middeleeuwen en rederijkerstijd.
– Remco Sleiderink (Universiteit Antwerpen) over de toneelidentiteit van Brussel;
– Johan Oosterman (Radboud Nijmegen) over die van Brugge;
– Dirk Coigneau (De Fonteine, Gent) over Gent; zijn bijdrage werd wegens zijn afwezigheid voorgelezen door Wim Hüsken;
– Jeroen van Dommele (KB, Den Haag) over het toneelleven in Antwerpen.
Die vier slaagden er meteen al goed in duidelijk te maken dat inderdaad de ene toneelcultuur de andere niet is, dat een toneelcultuur in elke stad andere kenmerken heeft. Dat zit hem in de aard van de spelen, maar bijvoorbeeld ook in de organisatie van opvoeringen, de faciliteiten, de financiën, de kwaliteiten van individuen.

Op zaterdag waren er in de ochtend vier presentaties. Nu kwamen er ook een paar verrassende plaatsnamen voorbij.
– Bart Ramakers (RU Groningen, projectleider Rederijkers in Zeeland) over Haarlem en Trou Moet Blijken;
– Femke Kramer (RU Groningen) over de kluchten van De Roode Lelie, Brouwershaven;
– Johan Koppenol (VU Amsterdam) over de ‘gewone Hollandse rederijkersstad’ Leiden;
– Elsa Strietman (Cambridge, door middel van een beeldverbinding) over Hasselt.
Dat Haarlem en Leiden als centra van rederijkerstoneel aan de orde komen is niet verrassend: dat waren centra van levendig rederijkers- en ander toneel. Hasselt (B) is dat wel, maar Elsa Strietman kon makkelijk aannemelijk maken dat dat nu juist door zijn excentrische, maar niet geïsoleerde positie een interessante keuze is. Brouwershaven is ook verrassend: een klein vissersstadje, een kleine verzameling van wat liedjes en verder uitsluitend kluchten. Femke Kramer krijgt dan ook als enige toestemming om wel in te gaan op genrekenmerken.

In de middagsessie waren er nog twee presentaties en een afsluitende discussieronde. De geplande afsluitende beschouwing van Arjan van Dixhoorn kon door zijn afwezigheid niet doorgaan.
– Wim Hüsken (Mechelen) over de verzameling spelen van de dorpskamer De Fiolieren te ’s-Gravenpolder met daarin enkele stukken die met geen andere te vergelijken zijn;
– Gary Waite (New Brunswick, Canada, door middel van een beeldverbinding) over de bijzondere positie van de Amsterdamse rederijkers en hun rol in de politieke en religieuze verhoudingen in de stad.

In het slotgesprek kon de conclusie getrokken worden dat het voorgestelde concept voor een nieuwe geschiedschrijving van het Nederlandse toneel in de late middeleeuwen en de rederijkerstijd kansen biedt om te laten zien dat zo’n geschiedenis ontstaat uit een breed scala aan lokale activiteiten en identiteiten.
Nu worden de sprekers schrijvers. Ze gaan aan het werk om hun bijdrage aan dit colloquium uit te werken tot een hoofdstuk van die nieuwe toneelgeschiedenis van de Nederlanden. Het zou in 2024 klaar moeten kunnen zijn. Het zal een Engelstalige uitgave worden die zal verschijnen bij de wetenschappelijke uitgeverij Brill te Leiden.

Geplaatst door Bram Le Clercq op 26 januari 2023.

terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *