- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Er zijn veel overeenkomsten tussen de statuten van de rederijkerskamers van Middelburg en Reimerswaal, zelfs zoveel dat je ze gelijkluidend kunt noemen. De meest intrigerende overeenkomst is de datering. Beide zijn uitgevaardigd op 9 januari 1484. De verleiding is groot om dat eenvoudig te verklaren: de ene is overgeschreven van de andere. Zowel P.J. Meertens als later Nelleke Moser weerstonden die verleiding niet. Volgens de eerste is het Reimerswaalse statuut een kopie van het Middelburgse, volgens de laatste is het net andersom. Argumentatie ontbreekt bij Meertens geheel, Moser durft haar voorstelling van de zaak slechts vragenderwijs te stellen. [1]
Het is ook een moeilijk te verdedigen stelling. Er zijn geen andere voorbeelden bekend van gildestatuten die een stadsbestuur één op één overnam van een ander stadsbestuur. Steden waren te trots op hun privileges dan dat ze van het gebruik daarvan zouden afzien. Zo’n privilege was bijvoorbeeld het kunnen statueren van een rederijkerskamer. Zo’n kamer droeg bij aan het prestige van de stad en daar paste een statuut bij dat de kamer bevestigde in de eigen stedelijke orde. Een statuuttekst overnemen van een andere stad zou afzien van eigen privileges betekenen.
En dan nog: als je het al zou doen, dan toch niet met datering en al. Gesteld dat Middelburg op 9 januari 1484 een statuut uitvaardigt dat door Reimerswaal wordt overgenomen en ook daar wordt uitgevaardigd, dan moet daar toch enige tijd tussen zitten. Als Reimerswaal dan ook de datum van Middelburg overneemt, komt dat dus neer op een antedatering. Er is geen reden te bedenken waarom een stadsbestuur dat zou doen.
Dit leidt tot de conclusie dat de veronderstellingen van Meertens en Moser geen stand kunnen houden. Dan rest nog de stelling die Arjan van Dixhoorn betrok, stilzwijgend voorbijgaand aan het idee van Meertens en Moser. Van Dixhoorn veronderstelt dat een bovenlokale instantie om een reden die we (nog) niet kennen heeft ingegrepen in het lokale bestuur en zelf een tekst heeft opgesteld. [2] In dat geval is een gelijke uitvaardigingsdatum wel aannemelijk. Wie de macht heeft een statuuttekst voor te schrijven, kan ook de uitvaardigingsdatum wel opleggen.
De Reimerswaalse tekst kent twee bepalingen die niet in de Middelburgse voorkomen:
23. Item soe sal men in dit voerscreven gilde dingen mit eenen pande van eenen groten.
24. Item soe wye gezworen wederzeyt in gebannender vierscharen, die sal verbueren vijff groten, ende buyten gebannen vierscaren drie groten.
Dat Middelburg deze bepalingen niet opnam, impliceert twee dingen. Allereerst natuurlijk dat de situaties die ermee voorkomen worden zich in Middelburg kennelijk niet hebben voorgedaan en dus niet voorkomen hoefden te worden. Maar dat is tot daar aan toe. De Reimerswaalse toevoeging (of de Middelburgse weglating) duidt er ook op dat de beide stadsbesturen tijd en gelegenheid hebben gekregen om de tekst te bekijken en te amenderen voordat het statuut op 9 januari 1484 zou worden uitgevaardigd. En dat ze van die gelegenheid gebruik hebben gemaakt.
Een andere toevoeging van Reimerswaal betreft het simpele woordje ‘yerst’. Het is te vinden in de eerste statuerende regels van het document:
Reimerswaal
Wy bailiu, borgmeesters ende scepenen der stede van Reymerzwale doen condt allen denghenen, die desen jegenwoerdegen brieff sullen zien oft hoeren lesen, dat wy mit goeden voersiene, wille ende overeendragen geconsenteert hebben ende consenteren den gemeenen gesellen van der rethorijcke binnen Reymerzwale, van der Gentylen genaempt, die wy daer yerst toe geordineert ende gestelt hebben
Middelburg
Wy bailliu, burchmeesters, scepenen ende raidt der stede van Middelburch in Zeelandt doen condt allen denghenen, die desen jegenwoirdigen brieff zullen zien of hoeren lezen, dat wy mit goeden voirzienigen wille ende eendrachtelic geconsenteert hebben ende consenteren den gemeenen gezellen van der rethoryke binnen Middelburch, van sinte Anna genaemt, die wy daertoe geordineert ende gestelt hebben
Het woordje ‘yerst’ bracht Nelleke Moser tot de vragenderwijs gestelde overweging dat het Reimerswaalse statuut er ‘eerst’ was en later pas het Middelburgse. [3] ‘Yerst’ betekent echter net zo vaak, zo niet vaker, ‘voor het eerst’ en dat lijkt hier ook wel plausibel. Het is heel aannemelijk dat de Reimerswaalse kamer niet eerder een statuut had en dat men het de moeite waard vond te markeren dat dat dan nu voor het eerst wel zo was.
Aan Middelburg werden weer andere ingreepjes toegestaan, zoals de toevoeging van de ‘raidt der stede’ als statuerende instantie en de toevoeging ‘in Zeelandt’. Dat laatste wellicht ter onderscheiding van het Vlaamse Middelburg.
Reimerswaal
Wy bailiu, borgmeesters ende scepenen der stede van Reymerzwale
Middelburg
Wy bailliu, burchmeesters, scepenen ende raidt der stede van Middelburch in Zeelandt
In de Middelburgse voorboden, keuren en ordonnanties wordt die raad (of ‘raedsluden’) vaak vermeld, maar lang niet altijd. [4] In die van Reimerswaal is daar nooit sprake van, daar blijft het stadsbestuur steeds beperkt tot baljuw, burgemeesters en schepenen. [5]
Tenslotte nog twee opmerkelijke verschilletjes:
Reimerswaal
18. Item soe wes woerden of gescillen dat geschien oft gevallen mochten tusschen den gesellen van der rethorijcken op haer camere oft anderssins, daer sy vergadert sijn, dat sal die deken mitten gezworen berechten mogen, uuytgesteken dyefte te tydene of andere oneerbaer woerden of fayten yemant an te zeggen, daer men na der stede recht van Reymerzwale sculdich is beteringe af te doene. (…)
In oerconden der waerheyt soe hebben wy bailiu, borgmeesters ende scepenen voerscreven der voerscreven stede van Reymerswale zegel ten saicken hieronder angehangen.
Middelburg
18. Item, wes woorden oft geschillen, die geschien oft gevallen mochten tusschen der gezellen van der rethoriken op hare camere of andersins, dat zy vergadert zijn, dat sal die deken mitten gezwoeren berechten mogen, uuytgesteken diefte te tyedene oft andere oneerbaer woerden oft fayten yemant an te seggen, daer men nae der stede recht sculdich is beteringe of te doene. (…)
In oirconden der waerheyt, soe hebben wy bailliu, burchmeesters ende scepenen voirscr.
onsen zegel van zaken hieran doen hangen.
Tot tweemaal toe vindt het stadsbestuur van Reimerswaal het noodzakelijk zijn zelfstandigheid te benadrukken door de naam van de stad hier te noemen. Het toont nog eens aan dat een stadsbestuur in de vijftiende eeuw zich graag onderscheidde als zelfstandige mogendheid en zeker niet een rederijkersstatuut zou overnemen van een andere stad, tenzij onder dwang van een hogere autoriteit.
Bram le Clercq
september 2022
1. Reimerswaal door Jacob van Deventer, ca. 1569.
2. Middelburg door Jacob van Deventer, ca. 1569.
[1] P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw, Amsterdam, 1943, 76 en 132 noot 39. Nelleke Moser, Een lege plek om te blijven. Rederijkers in Zeeland en Holland vóór 1500, Jaarboek De Fonteine, 49-50 (1999-2000), 2001, 46-76.
[2] Arjan van Dixhoorn, Lustige geesten. Rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650), Amsterdam, 2009, 67.
[3] Moser, 58.
[4] Zie daarvoor W.S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd. Eerste deel; ’s-Gravenhage, 1923. En: Mr. Jan de Timmerman, Costumen, ordonnantien en statuten der stad Middelburg in Zeeland, Middelburg, 1772; ook te raadplegen op Costumen, ordonnantien, en statuten der stad Middelburg in Zeeland – Middelburg (Netherlands) – Google Boeken.
[5] Zie daarvoor R. Fruin, Het recht der stad Reimerswaal, ’s-Gravenhage, 1905.