uitgelicht
collectie-
stuk
Blog 38 Wapenborden in Sluis
Auteur(s) op 15 mei 2016
Trefwoord(en) ,
Discipline(s) ,

Terug naar overzicht blogs

Aanleiding

In de bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden (hs. 372) is een ‘Beschrijving der afbeelding der 5 geschilderde vierkante borden van Rhetorica, hangende op de Verbodskamer voor de schouwe te Sluis’. Een daarvan draagt het jaartal 1598, een ander 16… (de andere cijfers zijn uitgesleten). – Deze borden zijn niet meer in Sluis aanwezig, aldus Meertens in 1943. [1] Er zijn 5 borden, over 2 ervan wordt weliswaar iets, maar weinig meegedeeld, terwijl de overige borden zelfs geheel buiten beschouwing worden gelaten. Anne-Laure Van Bruaene vermeldt in haar Repertorium van rederijkerskamers in de Zuidelijke Nederlanden wel de borden, maar beperkt zich tot het geven van het jaartal van 1598. Hoog tijd om hs 372 eens nader te bekijken. [2]

Het handschrift bestaat uit een omslag met een drietal ingeplakte folia: 1r-3v. De beschrijving van de 5 geschilderde vierkante borden van retorica is te vinden op de folia 2rv. Met name de teksten op de borden zijn uitgewerkt, terwijl de afbeeldingen slechts oppervlakkig worden omschreven.

Bord 1: Met harten begheere ic 

Volgens de aanhef is dit het enige bord met een blazoen met als devies: Met harten begheere ic in beperkte en eenvoudige rebusvorm:

Midden in het devies staat NB, dat niet hoort bij het devies,  maar bij de verticale beschrijving van de afbeelding in het midden van het bord: NB de blazoendrager of Prins (zie linker afbeelding). En onder de blazoendrager was een wapen geschilderd waarop de schets rechts te zien was. Links van het midden bevond zich voorts het wapen van Vlaanderen en rechts van het midden het wapen van Sluis. Zie hieronder de beschrijving van het bord in z’n geheel.

Het devies lijkt een allusie op de verzen 25 en 26 uit Psalm 73: 25 (…) Nevens U begeer ik niets op aarde; 26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig, het verlangen naar God als eeuwige rots.

Bord 2: Aetatis suae 40

Omschrift:
ALS PRINS DER RETHORYCKE VROET
Waert naest aertsen GREYN
GODTS LOF SEER OVTEN TVECKE SOET
MET SANG EN DICHT SEER REYN

Een deel van de W van Waert is weggevallen of weggehaald en er lijkt een D boven te staen, zodat er Daert gelezen moet worden. Onder het woord naest staat omcirkeld: dus:. 

Diagonaal: Een man gedegent (= voorzien van een degen)
Links en rechts ernaast: Aetat[is] SVAE 40 (= op de leeftijd van 40)
Links van de man: ’t Sluise wapen
Rechts van de man: een ander wapen
Linksonder: 16 16hondert
Rechtsonder: gesleten

De omschrijving Aetatis Suae gevolgd door een getal was algemeen gebruik bij personen. Hier dus waarschijnlijk de wijze prins der rethorycke, die veertig jaar oud was of mogelijk zelfs veertig jaar rederijker (dus lid van de kamer).

In de functie van verstandig prins van de rethorycke hanteert de prins naast wereldse kost, Gods lof, oprecht en deemoedig met zang en zeer zuivere gedichten.

Bord 3: Christus ons Prins

capitaal alles
Christus ons Prins wil ons bewaren al
voor dangier en die eevwyghe doot bloot
sant niemant en weet waer hy bevaren sal
Dit ghepeys brynct ghelek mens dicwils in noot groot.

Op het echte wapenbord staat de tekst van het omschrift in hoofdletters. Met het woord ghelek zal yegelijc (elk, ieder) bedoeld zijn. Christus wordt naar voren gebracht als ultieme prins die in noodsituaties de mens beschermt tegen gevaren en de dood.

Diagonaal: een man
Erboven of links en rechts van (het hoofd van) de man het jaartal 15…..98
Links (van de man?): een wapen
Rechts (van de man?): een wapen (Sluis)

Bord 4: een rood kruis

Hier wordt volstaan met de volgende beschrijving: een dito met een groot wapen zynde een rood kruis, aen elke punt een wapen; a Vlaanderen b Sluis c, d my onbekend uit mijn hoofd.

Met deze beschrijving blijft onduidelijk wat dit bord met rederijkers te maken heeft.

Bord 5: een Mariebeeld om hoog

De uitwerking wordt allengs summierder: Een dito bort met een vertooning en een Mariebeeld om hoog.

Ook bij dit bord blijft het onduidelijk wat de connectie met de rederijkers is. Anderzijds is het geen verrassing dat Maria naar voren komt. Het is namelijk goed mogelijk dat dit bord verband houdt met het gilde van de retorique van Onze Lieve Vrouwe ter Sneeuw. Op dit gezelschap uit Sluis kom ik later terug in een van de volgende blogs.

De afschrijver

Wie heeft deze notities gemaakt en wanneer? In ieder geval iemand die toegang had tot het stadhuis hierboven en die daar zijn aantekeningen maakte. [3] Verdere aanwijzingen ontbreken. Over het wanneer van dit handschrift valt meer te zeggen. Na het vijfde bord staat namelijk de volgende toevoeging:  NB by van Goor beschryving van Breda p 161. vindt men de kamer Vreugdendaal a. 1620 noch in wezen. Bedoeld is Thomas Ernst van Goor, Beschryving der stadt en lande van Breda, Den Haag 1744. De laatste notitie is dus in ieder geval geplaatst na het verschijnen van dit boek. Dat geldt niet automatisch ook voor de rest van de beschrijving, want de  notitie over Breda lijkt – in dezelfde hand – later toegevoegd.

Conclusie

Het handschrift

De onbekende opsteller van het handschrift is wellicht te achterhalen via documentatie van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Het handschrift staat niet vermeld in de catalogus van de bibliotheek uit 1829, wel in die van 1877. Dus ergens in de loop van de 19e eeuw is het handschrift terechtgekomen in de bibliotheek van de Maatschappij. [4]

De wapenborden

Namen van rederijkerskamers of rederijkers worden niet genoemd, terwijl 1598 het enige genoemde jaartal is. Opvallend is dat de borden in de Verbodskamer op het stadhuis hingen en maar liefst vijf stuks. Kennelijk was de rederijkerij belangrijk voor de stad. Meertens stelde uiteindelijk over de borden: Deze borden zijn niet meer in Sluis aanwezig (zie hierboven). Hij zal daarmee bedoeld hebben dat ze niet meer in de verbodskamer op het stadhuis aanwezig waren. Maar misschien waren ze al decennia eerder naar zolder verbannen en heeft niemand daarvan later nog weet gehad. In dat geval waren ze nog wel in het stadhuis aanwezig. Meertens proefschrift verscheen in 1943 en we weten dat het stadhuis werd gebombardeerd in 1944. Als deze borden elders in het stadhuis waren opgeborgen, dan zijn ze er nu niet meer, maar als ze werkelijk uit het stadhuis verwijderd waren, hebben de borden een ander lot ondergaan en is het zelfs niet onmogelijk dat ze nog in een of andere privécollectie vertoeven…

Bronnen

[1] P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw, Amsterdam 1943, 128 noot 357. De noot staat los van het gestelde in de tekst.
[2] Bij deze beschrijving is gebruik gemaakt van scans van hs. Ltk 372, die geleverd zijn door de afdeling Bijzondere Collecties van de UB te Leiden. Ltk 372 is hier te downloaden als pdf.
[3] De afbeelding van het stadhuis is gedownload vanaf Wikimedia.
[4] Catalogus der bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden, 1829; idem, 1877, eerste gedeelte, handschriften, 25.

Geplaatst door Jan van Loo op 15 mei 2016.

Terug naar Rederijkers in Zeeland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *