- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Het oudst bekende gegeven over het opvoeren van een toneelspel in Hulst is een uitgaafpost in de stadsrekening van 1402 betreffende een spel van de Verrijzenis van de Heer tijdens de paasdagen. Het is echter onduidelijk of het hier een spel betreft, opgevoerd door enkele spelers, hetzij geestelijken of leken of dat we te doen hebben met een evenement waarbij een rederijkerskamer of een andere organisatie betrokken was. Van de periode 1402-1467 zijn er geen stadsrekeningen aanwezig. De andere aanwezige archivalia in het stadsarchief zwijgen over een toneelspel of de rederijkers.
In de stadsrekening van Dendermonde van 1465-1466 evenwel staat een uitgave voor wijn geschonken aan den ghesellen van der Pellecaen of Rethorike van Hulst, die hier een spel hadden gespeeld (8 juni ). Er was dus toen een rederijkerskamer in Hulst, die de Pelikaan heette en zelfs al buiten Hulst optrad. De naam Pelikaan (Pellecaen) komt men verder niet tegen in de archivalia .
In de Hulster stadsrekening van 1467-1468 is er sprake van de ghesellen van den houden rethorycke en van ghesellen van den jonghen rethorycke. Deze laatste groep vereerde de H. Gommarus als zijn schutspatroon. Er waren op dat moment dus twee rederijkerskamers of gilden: een oude en een jonge kamer of gilde.
Eerst in 1481 komen we in de stadsrekening de naam Transfiguratie tegen. Er is dan geen sprake meer van een oude en jonge rederijkerskamer, maar van één camere van rethorica die het mysterie vereerde van de gedaanteverandering van Jezus op de berg Thabor (Transfiguratie: Math.17,1-13. Marc. 9,1-12. Luc.9,28-37.). Het feest van de H. Transfiguratie was in 1457 door paus Callixtus III ingesteld na de overwinning op de Turken in de slag bij Belgrado. Het diende gevierd te worden op 6 augustus. Mogelijk zijn de beide kamers samengevoegd onder deze toen nieuwe naam Transfiguratie. De schutspatroon van het jonge gilde, de H. Gommarus, werd de patroonheilige van de Transfiguratie. Het devies van de kamer was Reine Minne (zuivere liefde). Het gilde had een eigen kapel in de kerk.
Uit de prijskaart van een door de Transfiguratie uitgeschreven wedstrijd in 1483, weten we hoe het gilde hiërarchisch was ingericht: de “prince,facteur, deken ende besorghers” vormden het bestuur. Daarnaast waren er de andre ghemene ghesellen der edele conste der Rethorycke in Hulst”. Onder hen was er een “prince van gheneuchte”. Aan diezelfde prijskaart hing een zegel waaruit we kunnen opmaken hoe het oudste eenvoudige blazoen er uit moet hebben gezien: een aarden pot waaruit drie takken met bloemen oprijzen tussen de hoofdletters “R M” (=Reine Minne, zie afbeelding 1).
Uit de oudste gegevens die we over de “ghesellen van den Rethorycke “ bezitten, komt duidelijk de binding met de kerk en de kerkelijke eredienst naar voren. Zeker in de 15e en in het begin van de 16e eeuw . De rederijkers speelden hun spel tijdens de kerstdagen, op Driekoningen, op Palmzondag, tijdens de paasdagen, op Pinksteren, H.Sacramentsdag en Half Oogst (15 augustus Maria Ten Hemelopneming). Naast de mysteriespelen werden nog andersoortige spelen opgevoerd. Er waren kluchten en zinnespelen. De gildebroeders (en -zusters?) hadden een groot aandeel in de Vastenavondviering en de dagen daaraan voorafgaand. Jaarlijks traden ze op tijdens de Ommegang op de tweede Pinksterdag, tijdens de kermis, op 6 augustus de dag van de Transfiguratie en bij gelegenheid van het sluiten van een vrede, bijvoorbeeld na de oorlogen tussen de Vlaamse graven en de Franse koningen of tussen de graaf en de grote Vlaamse steden. Bij bruiloftsfeesten van enkele leden waren zij ook aanwezig en speelden hun esbattementen.
In de stadsrekeningen worden de titels van de spelen regelmatig genoemd. Van de tekst van de spelen is echter niets overgeleverd. Slechts van één toneelschrijver is de naam bekend, nl. van meester Jan Quisthout. Hij was als priester verbonden aan de St. Willibrordkerk. Hij was organist en prince van het rederijkersgilde. Hij werd genoemd als auteur van verschillende toneelstukken. Ook van deze stukken zijn geen teksten overgebleven. Hij heeft voorts een nieuwe vorm gegeven aan de Ommegang op de tweede Pinksterdag en voerde er de regie van. Hij werd pastoor van Ser Pauwelspolder. In 1483 was hij reisgezel van ridder Joos van Ghistelle, heer van Axel, op diens reis naar het Nabije Oosten in 1483. Vermoedelijk was hij mede-auteur van het verslag over deze reis.
In september 1483 schreef de Transfiguratie een rederijkerstoernooi uit, een soort landjuweel waarbij een schat van “zelvere juweele” te winnen was. Zoals gezegd is de tekst van de prijskaart nog bewaard gebleven. Tegelijk met de rederijkers organiseerden de voetboogschutters van St. Joris een groot schuttersfeest. Dit festijn duurde enkele weken. Zeven rederijkerskamers uit Vlaanderen en een uit Mechelen en vijftien schuttersgilden deden mee.
Naast het spelen en optreden in de eigen stad, trokken de Hulster rederijkers ook naar anderen plaatsen in Vlaanderen, Brabant en Zeeland waar ze met hun spel onder andere prijzen konden winnen. Van de andere kant traden rederijkerskamers van elders ook hier op. De Transfiguratie was ook aanwezig op het beroemde landjuweel van Antwerpen in 1496. Hier deden niet minder dan 28 rederijkerskamers aan mee. De transfiguratie beleefde hier haar grootste triomf. Ze won de eerste prijs voor de mooiste inkomst te land “voor het eerste schoonste inne coome te lande”. Bij haar thuiskomst is er in Hulst een groot feest gevierd.
De troebelen op het eind van de zestiende eeuw en de gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog hebben het toneelleven in Hulst geen goed gedaan. In het begin van de zeventiende eeuw is er nog wel toneel gespeeld, maar het werd steeds minder. De laatste aantekening over de Transfiguratie vinden we in de stadsrekening van 1618-1619. In een uitgaafpost worden de prince, deken, besorghers ende ghemene guldebroeders van de Transfiguratie subsidie gegeven voor de onkosten die zij hadden gemaakt om materialen te kopen onder andere voor het vervaardigen van een stellage om tijdens de kermis te doene eenige recreatien voor het gemeente. Daarna is er in het archief niets meer te vinden. De geschiedschrijver Jacob van Lansberghe schrijft in 1687 in zijn “Beschrijvinghe van de stadt Hulst” over de Transfiguratie: tegenwoordig is dese broederschap in ongebruyck. Hij had nog wel enkele papieren gezien van het gilde waaronder een reglement uit 1621 helemaal in rijm gesteld. Maar ook dat is verdwenen.
In februari 1956 werd een nieuwe Camere van Rhetorica in Hulst opgericht bestaande uit de leden van de tienjarige toneelvereniging “De Sint Josph’s Ghesellen” en leden van de toneelvereniging “Het Zeeuwsch-Vlaams Toneel”. De nieuwe camere werd genoemd naar de aloude Camere van Rhetorica: De Transfiguratie. Het nieuwe blazoen (zie afbeelding 2), dat werd vervaardigd door de wapenheraut van de ook aloude Camere van Rhetorica De Fonteijne uit Gent, stelt de gedaanteverandering van Christus op de berg Thabor voor.
– Bron afbeelding 1: J.F. Willems, Oorkonden van Rederykkamers, in: Belgisch Museum, deel IV, Gent 1840, p. 418.
– Bron afbeelding 2: Camere van Rhetorica De Transfiguratie
– Bron van dit artikel: P.J. Brand, Geschiedenis van de Hulsterse rederijkers, in: Jaarboek van de oudheidkundige kring De Vier Ambachten, 16 (1960-61), pp. 70-129.
– Raadpleeg voor een moderne visie op de rederijkers in de zuidelijke Nederlanden:
Anne-Laure Van Bruaene, Om beters wille. Rederijkerskamers en de stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (1400-1650), Amsterdam 2008.
– Het verslag van de reis van ridder Joos van Ghistelle, heer van Axel, met als reisgezel Jan Quisthout is te lezen in:
Ambrosius Zeebout, Tvoyage van Mher Joos van Ghistele, Hilversum 1998.
Geschreven door Wilfried Brand en geplaatst door Jan van Loo op 17 augustus 2013.