uitgelicht
collectie-
stuk

Pers: Artikel tijdschrift Zeeland uitgebreid behandeld in de PZC

19 april 2021

Slavin Leonora vond vrijheid in Middelburg

(Door: Jan van Damme in de PZC van 11 april 2021) Het was in 1732-1733 een
Het was in 1732-1733 een doodgewone handelsreis van Middelburg naar Curaçao. Tot opeens slavin Leonora als verstekeling opdook. Daar had kapitein Jan Bijl niet op gerekend. We ontmoeten Leonora in het nieuwste nummer van tijdschrift Zeeland. Wat is dat toch leuk als het verleden zich opeens in alle beschikbare kleuren en geuren aandient. Dat gebeurt meestal als er veel details in de archieven kunnen worden teruggevonden. Een treffend voorbeeld van zo’n smakelijk stukje historie valt te lezen in het voorjaarsnummer van het tijdschrift Zeeland. Zeeuws Archiefmedewerker Roosanne Goudbeek reconstrueert daarin de reis die schipper Jan Bijl in 1732 voor de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) maakte naar Curaçao.

Het is al interessant om te lezen wat hij meenam op de heenreis in zijn Maria Elisabeth, een twaalf jaar oude hoeker van ruim 21 meter lang. Het gaat om een handelslading of ‘cargazoen’, die grotendeels uit textiel bestond. Dat hield in: Osnabrugs en Vlaams linnen in twee kwaliteiten, Elberfelds gestreept en Elberfelds geblokt linnen, witte en groene wollen dekens, Silezische ‘Rouaan’ (katoen), katoenen ‘Hollandillas’, rode sitsen (bedrukte katoen), ‘brede en gemengde Carad’oro’, blauwe ‘barcanen’ en ‘Noorse bree baaien’. Al die stoffen en weefsels waren bestemd voor verkoop aan plantagehouders die er kleding voor hun slaven van lieten maken. Naast het textiel nam schipper Bijl ook een aanzienlijke lading voedsel en verf mee, zoals Rijnwijn, oude meikaas, Westfaalse hammen, Delftse boter, Franse brandewijn, Oost-Indische meutselaar (bier), lijnolie, menie, loodwit-verf. Verder houwelen, hagel en buskruit. Als ballast werden 30.000 gele klinkers en 7000 rode dakpannen in het ruim geladen.

Uit de lading valt op te maken dat er in die tijd een bloeiende wereldhandel was. De totale inkoopwaarde was goed voor 4040 ponden Vlaams, naar nu omgerekend ongeveer 242.500 euro. De goederen waren grotendeels bestemd voor Spaans West-Indië, een deel van het huidige Venezuela met Caracas als belangrijkste stad. Als retourlading moest het schip vooral cacao meenemen.

We volgen de voorspoedige heenreis. De Maria Elisabeth vertrok op 29 april 1732 uit Middelburg en arriveerde 27 juni in de haven van Curaçao. Alle dertien bemanningsleden verkeerden in goede gezondheid. De Curaçaose leefomstandigheden vielen hen zwaar. De stuurlieden, de timmerman en enkele matrozen werden ziek. Er was sprake van drankjes tegen de koorts, poeders, aderlatingen en een ‘glaesje hertstarkingh’. Desondanks overleden twee bemanningsleden, matroos Jacob du Pree uit Vlissingen en timmerman Jan Allard uit Oostende. Op de later bij de onderstuurman ingediende medicijnennota viel te lezen dat er sprake was geweest van dysenterie of ‘roode loop’, een besmettelijke darminfectie.

De verkoop van de lading verliep voorspoedig, evenals het inslaan van de retourlading: cacao, suiker, geel- en pokhout, huiden en tabak. Op 17 november 1732 lichtte kapitein Bijl het anker om de thuisreis te aanvaarden. Nog geen 24 uur na vertrek kwam er een vrouw met een donkere huidskleur tevoorschijn. Leonora was haar naam. Ze had zich aan boord verstopt ‘om haar vrijheid te herwinnen’. Ze was, zo bleek, slavin, of slaafgemaakte zoals er tegenwoordig vaak wordt gezegd. Leonora was dus het bezit van iemand, waarschijnlijk een plantagehouder. De kapitein voelde er niks voor om terug te varen naar Curaçao. De ‘negerin’ moest maar mee naar Middelburg, dan zouden ze daar wel zien. Op zondag 18 januari 1733 bereikte de Maria Elisabeth na een stormachtige overtocht de rede van Rammekens, een dag later sleepten twee koppels paarden het schip door het kanaal van Welzinge naar Middelburg.
De klerk van de MCC noteerde achteraf de commotie: ‘Dewijl schipper Jan Bijl te kennen geeft dat sig in zijn schip zeekere slavin heeft verborgen gehouden die sig eerst 24 uren na sijn vertrekken geopenbaard heeft en tot groote ontsteltenis van hem en zijn officieren voor de dag gecomen’. Dat is wat in de daaropvolgende notulen en notariële verklaringen steeds werd benadrukt: de bemanning wist van niets en was niet aansprakelijk. Leonora verklaarde bovendien zelf dat ze zich aan boord had verstopt. Dat was belangrijk, want vanuit Curaçao kwam het verzoek om haar met gezwinde spoed terug te sturen naar de eigenaar, ‘dewijl alhier de slaven ’t cappitaal van veele menschen sijn door ’t wegloopen soude werden geruineert’.
Dienstbode

De MCC-directeuren lieten zich niet overhalen. Leonora was dienstbode geworden, zo lieten ze weten. En ze stond op het punt om ingeschreven te worden als lidmaat van de Nederduits-gereformeerde gemeente. ‘Kortom’, schrijft Roosanne Goudbeek in haar artikel, ’terugkeer naar Curaçao was onmogelijk. Door zich te verstoppen aan boord van een MCC-schip dat naar Middelburg voer, was het de slaafgemaakte Leonora uit Curaçao gelukt haar vrijheid te herwinnen. Een daad van verzet van een onvoorstelbaar dappere vrouw’.
Hoe het verder met Leonora in Middelburg afliep, is niet bekend. De reis leverde de MCC een winst op van omgerekend ruim 100.000 euro en de Maria Elisabeth werd daarna verkocht om te worden gesloopt.

Het artikel Een geslaagde ontsnapping aan slavernij is te lezen in het pas verschenen tijdschrift Zeeland van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. De gegevens over de reis zijn bewaard in het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie, online te lezen via zeeuwsarchief.nl.

Afbeelding: Affiche (detail) van de verkoop van het schip Maria Elisabeth door de Commercie Compagnie van Middelburg. Zeeuws Archief, Archief MCC.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *