- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Het dorp Sint Laurens op Walcheren is ontstaan rondom een aan de martelaar Sint Laurens gewijde kerk. In 1205 kreeg een zekere Willem met parochianen uit Brigdamme toestemming om binnen die parochie een nieuwe kerk te bouwen. Tijdens het beleg van Middelburg van 1572 tot 1574 werd de middeleeuwse kerk dusdanig verwoest dat er niet meer in gekerkt kon worden. In 1644 werd op dezelfde plaats een nieuw gebouw opgetrokken.
De titelpagina geeft in vogelvlucht een deel van Walcheren weer met onder andere Middelburg en Popkensburg. In dit boek maakt een gezelschap een rijtoer langs verschillende buitenplaatsen op Walcheren. Zij doen ook Popkensburg aan.
Vroegst bekende eigenaren
Over het middeleeuwse Popkensburg is nauwelijks iets bekend. Men veronderstelt dat het slot gesticht is door ene Jan van Popkensborch. Wat wel vast staat, is dat slot en heerlijkheid in de veertiende eeuw in het bezit zijn van de heren van Borssele. De eerste eigenaar uit dit geslacht, Claes van Borssele, liet het kasteel in 1353 verbouwen. In 1426 werd Adriaan van Borssele de nieuwe eigenaar van Popkensburg. Deze bezat ook het kasteel te West-Souburg waar hij aan het einde van zijn leven woonde. Vermoedelijk is Popkensburg sindsdien door een slotbewaarder bewoond. Door vererving kwam het vervolgens in handen van de heren van Veere. Maximiliaan van Bourgondië (1514-1558), die in 1553 nog een verbouwing op Popkensburg liet uitvoeren, overleed berooid in 1558, waarna heerlijkheid en kasteel publiek verkocht werden. Philibert van Serooskerke en Arend van Valckensteyn werden ieder voor de helft de nieuwe eigenaar. Philibert en Arend waren Spaansgezind, zodat Popkensburg tijdens het beleg van Middelburg in de jaren 1572-1574 een sterke Spaanse bezetting had en het kasteel niet door de Geuzen werd verwoest.
Maximiliaan was markgraaf van Veere en Vlissingen en admiraal van de zee. In 1546 werd hij benoemd tot ridder van het Gulden Vlies.
De stad Middelburg verwierf de heerlijkheid Popkensburg in 1612. Het kasteel werd in 1631 door Walter Fourmenois gekocht. Bij zijn overlijden in 1653 ging het kasteel over op zijn zuster Catharina, echtgenote van Pieter Boudaen Courten. In 1679 werd ook de heerlijkheid Popkensburg door Johan Boudaen Courten, inmiddels heer van Popkensburg, aangekocht zodat kasteel en heerlijkheid weer in één hand waren. Inmiddels werd de heerlijkheid aangeduid als Sint-Laurens. Kasteel en heerlijkheid kwamen in 1762 in bezit van Anna Sara Boudaen Courten, gehuwd met Jacob van Citters.
In deze brief gaat Verheye van Citters uitvoerig in op de oude eigenaren van Popkensburg.
Jacob van Citters
Jacob van Citters (1708-1792) vestigde zich na de voltooiing van zijn rechtenstudie in Leiden in 1728 als advocaat in zijn geboortestad Middelburg. Al snel bekleedde hij hier verschillende ambten en waardigheden. Zo heeft hij onder meer 57 jaar lang zitting gehad in het stadsbestuur. Voorts was hij bewindhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Jacob was een liefhebber van kunsten en wetenschappen en bezat een uitgebreide bibliotheek en belangrijke verzamelingen schilderijen, portretten, prenten en schelpen. In 1737 trouwde hij met Anna Sara Boudaen. Anna Maria Boudaen, zuster van Anna Sara, wilde in 1762 Popkensburg verkopen, waarop Jacob van Citters gebruikmaakte van het aan zijn vrouw toekomende recht van naasting, zodat het kasteel haar bezit werd. Na het overlijden van Anna Sara erfde Jacob van Citters Popkensburg. Direct na het verkrijgen van Popkensburg lieten de Van Citters allerlei werkzaamheden aan kasteel en park uitvoeren. Zo werden de grote schuur en stal op de voorburcht afgebroken en vervangen door twee nieuwe stallen die ruimte boden aan vijf paarden en zeven koeien. Op het bijliggende land werden de koeien vetgemest voor eigen gebruik en verkoop. Het oude koetshuis werd afgebroken en er werd een nieuw, waarin een phaeton (rijtuig) makkelijk kon draaien, gebouwd. Op de binnenplaats van het kasteel werd de winterkeuken gerenoveerd. Ook de waterput en pomp werden hersteld en op de schoorstenen van het kasteel werden voorzieningen aangebracht zodat er geen ooievaars meer konden nestelen die het regenwater verontreinigden met hun uitwerpselen en het water uit de put ondrinkbaar maakten.
Jacob Verheye van Citters
Jacob van Citters had testamentair beschikt dat het kasteel met landerijen, 162 gemeten en 146 roeden, bij zijn overlijden voor het forse bedrag van £ 7.500 Vlaams naar zijn dochter Magdalena zou gaan. Indien zij het niet wilde aanvaarden, kwam het onder dezelfde condities aan zijn jongste zoon Caspar. Mocht ook deze ervan afzien, dan kwam het aan zijn zoon Jacob Verheye van Citters. Aangezien zowel Magdalena als Caspar van Popkensburg afzag, kocht Jacob Verheye van Citters het uit de boedel. Jacob Verheye van Citters (1753-1823) werd vrijwel direct na zijn promotie te Utrecht benoemd tot lid van de Raad van Vlaanderen. Deze functie verruilde hij na vier jaar voor die van raad in het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland in Den Haag. De Bataafse omwenteling in 1795 maakte een abrupt einde aan zijn ambtelijke carrière.
Hoogstwaarschijnlijk is Verheye vóór 1800, toen hij als weduwnaar terugkeerde naar Walcheren en zich op Popkensburg vestigde, nauwelijks op het kasteel geweest. Door de Franse Tijd en de economische recessie heeft Verheye een heel wat soberder staat gevoerd dan zijn ouders. Vooral ’s winters als grote delen van Walcheren onder water stonden, was het er eenzaam wonen. Verheye sprak zelf ook over Popkensburg als zijn afgelegen woonplaats.
Zelandia Illustrata
Verheye van Citters was een befaamd amateur-historicus en fervent verzamelaar. Reeds op jeugdige leeftijd had hij belangstelling voor de geschiedenis van Zeeland. Hij bezat een grote collectie archiefstukken die door zijn voorouders bijeengebracht en door hem verder uitgebreid was. Verder verzamelde hij gedurende zijn leven kaarten, prenten en tekeningen betreffende deze provincie. Deze historisch-topografische atlas gaf hij de naam Zeelandia Illustrata sive Comitatus Zeelandiae Monumenta. Gedurende zijn leven is deze collectie door acquisitie en door opdrachten voor het vervaardigen van tekeningen tot een omvangrijke verzameling uitgegroeid. Verheye van Citters heeft zelf ook verschillende tekeningen gemaakt. Bij zijn dood in 1823 liet hij de collectie na aan zijn zoon Laurens de Witte van Citters (1781-1862). Wegens ruimtegebrek in zijn woning in Den Haag liet deze de Zelandia Illustrata op Popkensburg achter, waar ze ten slotte op een tochtige zolder terechtkwam. In 1863 kocht het Zeeuws genootschap de atlas voor f. 1.200.
De studeerkamer bevond zich op de begane grond aan de achterzijde van het kasteel. De Zelandia Illustrata met het atlaskastje stond in de zuidwesthoek van de kamer.
Verheye van Citters had zijn atlas ingedeeld aan de hand van de Tegenwoordige Staat van Zeeland. Zo ontstond er een indeling naar provincie, eilanden, steden en dorpen, alle voorzien van een titelblad. Ieder onderdeel vormde in feite een zelfstandige eenheid en werd opgesplitst in rubrieken die eveneens voorzien werden van titelbladen.
Deze tekening heeft Verheye van Citters in 1782 gemaakt toen hij door een zuidwesterstorm twee dagen langer in Zierikzee was gebleven dan de bedoeling was. Hij besteedde zijn tijd aan het optekenen van bijna alle inscripties in de Sint Lievensmonsterkerk, alsmede aan het uittekenen van het raam omdat hij ‘het wel waardig oordelende bewaart te blijven’.Verheye van Citters heeft voornamelijk figuratieve kaarten van de geografische wording van Zeeland vervaardigd. Deze zijn bij het bombardement van Middelburg in 1940 verloren gegaan.
Pieter Snijders heeft in de jaren 1782-1785 in opdracht van Verheye van Citters circa vijftig tekeningen van verschillende monumenten in Zeeland gemaakt. Het ging hierbij vooral om de documentaire waarde. Het artistieke aspect kwam op de tweede plaats.
Brief van Jacob de Witte van Citters, d.d. 12 mei 1863 aan het Zeeuws genootschap, waarin hij schrijft dat in de laatste wilsbeschikking van zijn vader de volgende passage stond: ‘de bij het gemelde praelegaat genoemde Zelandia Illustrata is een verzameling van veel waarde, wenselijk is het, indien mijn zoon [Jacob de Witte van Citters] er geen genoegzaam belang in stelde om ze in zijn studiën te houden, ze dan voor Zeeland behouden kon blijven. In die vooronderstelling stel ik hem voor, ze aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middelburg aan te bieden, of het genegen mogt zijn, het eigendom tegen billijke taxatie er van te krijgen, mogt dit daar geen bijval vinden, kan hij met goedvinden bij publieke auctie doen verkopen, hetgeen ik verkieslijker acht, dan zoals nu het geval is, ze zonder dat iemand er eenig gebruik van heeft te laten liggen.’
Exterieur van het kasteel
Van het kasteel bestaan tekeningen en gravures uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw en zelfs enige foto’s. Met deze gegevens kan men zich een beeld vormen van het uitwendige van Popkensburg.
Het kasteel had een rechthoekig grondplan en was geheel door water omgeven. Binnen de buitengracht bevonden zich de rechthoekige voorburcht en de hoofdburcht, het meest versterkte deel van het kasteel dat ook weer omgracht was.
De toegang tot het kasteel werd gevormd door een stenen brug met een houten valbrug die naar een grote voorpoort met portierswoning leidde. Door de poort kwam men op de voorburcht met links de bedrijfsgebouwen en rechts de hoofdburcht.
Om in de hoofdburcht te komen moest men weer over een gracht. De muren van het kasteel rezen loodrecht op uit het water. Een twintig meter lange brug voerde naar de ingang van het kasteel met aan weerszijde twee ronde torens met achtkantige bovenstukken. Uit de tekeningen is op te maken dat er uitwendig niet veel aan het kasteel is veranderd.
Popkensburg als inspiratiebron
Voor kunstenaars werd het werken naar de natuur in de eerste decennia van de negentiende eeuw steeds meer gezien als een dwingende noodzaak om goede composities te kunnen maken. Met behulp van op locatie gemaakte tekeningen en aquarellen werden dan later in het atelier schilderijen gemaakt. Ook de leraren en leerlingen van de Middelburgse Teeken Akademie oefenden in de zomermaanden in het vrije veld. Het nabij de stad gelegen Popkensburg zal een geliefde bestemming geweest zijn. Zowel van Johannes Hubertus Reygers, die na zijn opleiding aan de Middelburgse Teeken Akademie, van 1814 tot 1845 aan deze instelling lesgaf als ook van Jacobus Pelgrom (‘lesgevend meester’ van 1858 tot 1862) zijn tekeningen van Popkensburgbewaard.
Interieur van het kasteel
Na het overlijden van Laurens de Witte van Citters in 1862 besloot zijn zoon om Popkensburg te verkopen. In de Middelburgsche Courant werd per advertentie bekend gemaakt dat het kasteel op 30 juli 1863 aan de meestbiedende verkocht zou worden. Van 20 tot 25 juli 1863 was het te bezichtigen. Onder de bezoekers bevond zich F.J.M. Bourdrez, opzichter bij Rijkswaterstaat, die de gelegenheid te baat nam om plattegronden en schetstekeningen van details te maken.
Van de toegangsdeur tussen de twee torens leidde een overwelfde gang naar een binnenplaats, die in de loop van de tijd grotendeels was volgebouwd. Aan de rechterzijde van de binnenplaats bevond zich een open galerij in renaissancestijl, waarvan de balken met geestig gebeeldhouwde mensenhoofden en saterkoppen versierd waren.
Bourdrez heeft aangetekend dat zich op de begane grond een vertrek bevond met goudleer behang en dat op de vloer van de hal prachtige achtkantige marmeren tegels lagen.
Verschillende voorwerpen afkomstig uit Popkensburg zijn bewaard gebleven.
Twee spiegels, die aan het eind van de zeventiende eeuw voor het echtpaar Johan Boudaen (1634-1716) en Anna Maria Hoeufft (1646-1705) gemaakt zijn, kwamen respectievelijk in de collecties van het Zeeuws genootschap en het Rijksmuseum Amsterdam terecht.
De Middelburgse spiegel draagt het wapen van de familie Boudaen, de Amsterdamse het wapen van de familie Hoeufft.
Vier glas-in-loodramen met de wapens van de echtparen Van der Stringe/Van Citters, Boudaen/Courten, Boudaen/Hoeufft en de heerlijkheid Popkensburg werden in 1902 samen met het gewei van een hert aan het genootschap overgedragen.
Ook een generaties lang door nazaten van de famile Boudaen Courten gekoesterde zilveren drinkschaal met een afbeelding van voorouder Guillaume Courten in gevangenschap, bevond zich in de negentiende eeuw op Popkensburg.
Familieportretten
In 1839 richtte Willem Cornelis Mary de Jonge Van Ellemeet (1811-1888) zich tot Laurens de Witte met het verzoek of hij Popkensburgkon huren. Na enig heen en weer geschrijf kwam het tot een overeenkomst. De Jonge kon Popkensburg huren voor f. 300 per jaar, maar moest zelf alle reparaties die hij nodig achtte voor zijn eigen gerief zelf betalen.
Het onderhoud aan dak en goten was voor rekening van de verhuurder. De Jonge liet de gangen witten en verschillende vertrekken schilderen, de eetzaal behangen en de pompen en fornuizen repareren. Tevens liet hij in de eetkamer een houten schoorsteenmantel aanbrengen die na De Jonges vertrek weer verwijderd kon worden zonder enige schade aan het interieur te veroorzaken.
In de met wandtapijten behangen salon kwamen alle 52 nog in het kasteel aanwezige familieportretten aan een ‘geregeld latwerk’ te hangen, zodat het ‘doek’ niet beschadigd werd. De Jonge deed dit omdat de muren in deze kamer niet helemaal vlak waren en om de zijn inziens lelijke muurbekleding – de wandtapijten – te verbergen. Op deze wijze ontstond er een behang ‘even schoon voor het oog als heilzaam voor de schilderijen’.
Een aardige bijkomstigheid was dat sommigen van de geportretteerden ook verwanten van De Jonge waren. Twee van deze portretten kwamen later in de collectie van het Zeeuws genootschap terecht.
Het park
Rond het kasteel lagen uitgestrekte tuinen, boomgaarden en bossen. Van de tuinarchitectuur, die ongetwijfeld diverse malen aangepast zal zijn aan de mode van de tijd, is weinig bekend.
Even ten noorden van de voorpoort lag aan de buitenzijde van de gracht een ‘vermakelijke waranda’ met herten en reeën en een duiventil.
Aan de noordzijde van de buitengracht bevonden zich verschillende sterrenbossen. Ten westen liep langs de gracht een dreef met aan weerszijden zes rijen bomen beplant als windsingel.
Aan de zuidzijde van de gracht bevonden zich bossen waarin een reigerkolonie huisde. Door de voorpoort kwam men op de voorburcht met links de stallen, koetshuis en dergelijke waartegen allerlei leibomen geplant waren.
Door een stenen galerij met aan weerszijden een over het water gebouwd prieel had men toegang tot een fraaie bloementuin.
Hierachter lagen de moestuinen, bosschages vol geurende bloemen, boomgaarden en vijvers vol vis.
In de achttiende eeuw kreeg het park van Popkensburg naar de heersende mode een grand canal, dat de naam Hellegat kreeg.
Op de gravure van Popkensburg uit de Cronyk van Smallegange (1699) komt duidelijk een tuin naar voren die opgedeeld is in rechthoekige compartimenten, die onderling weinig verband hebben.
Vanaf de Noordweg, de uitvalsweg van Middelburg naar Sint Laurens en Serooskerke, liep een lange laan met aan weerszijden boomgaarden naar de voorpoort met portierswoning.
Er bestaan van de gravure van Popkensburg uit de Cronyk van Smallegange twee versies.
Op de ene staat de stenen galerij met slechts één zomerhuis afgebeeld, op de andere met twee zomerhuizen.
Smallegange schrijft zeer lovend over het park. Niet verwonderlijk, want Smallegange had gesteld dat eigenaars van een buitenplaats tegen betaling van een bedrag van ten hoogste f. 42 een kopergravure en een beschrijving van hun buitenplaats in de kroniek konden laten opnemen. Wel dienden zij zelf de gegevens te leveren. Zij verwachtten voor hun geld uiteraard een aantrekkelijke prent en beschrijving.
Na de afbraak van Popkensburg werd de vaas op het erf van de aangrenzende boerderij geplaatst en in 1925 werd het toegevoegd aan de collectie van het Zeeuws genootschap. Tegenwoordig staat de vaas in de tuin van het Zeeuws Archief.
Afbraak
Nadat Laurens de Witte van Citters in 1862 was overleden liet zijn zoon Jacob de Witte van Citters het kasteel in 1863 publiek veilen.
Agelink van Rentergem te Middelburg werd voor f.4501 de nieuwe eigenaar en liet het tot verontwaardiging van velen met de grond gelijkmaken.
Hoewel verschillende Zeeuwen onder wie genootschapconservator Frederik Nagtglas pogingen deden het kasteel te behouden, was afbraak onontkoombaar.
De bomen en struiken die nog resteerden van het eens zo fraaie park werden gerooid en het geheel werd omgevormd tot rendabeler landbouwgrond. Velen spraken er schande van en er deden zelfs geruchten de ronde dat een ieder die bij de sloop van het oude huis betrokken was geweest, vervloekt was.
Binnen vijftien jaar, zo vertelt Frederik Nagtglas in een van zijn aantekenboeken, overleed de oude eigenaar Jacob de Witte van Citters eenzaam en verlaten in Zwitserland, werd notaris Van der Graft als bedrieger ontmaskerd, pleegde administrateur De Ruyter zelfmoord in de regenbak van de pastorie en stierf Agelink van Rentergem aan kanker.
Het kasteel had zich gewroken. Nu rest alleen de boerderij ’t Hof Popkensburg, sinds 1986 een woongemeenschap voor ouderen. Ook zijn aan de westzijde van het dorp nog sporen van de oude gracht zichtbaar.
Carolina des Tombe, het zusje van Jacob de Witte van Citters, protesteert in deze brief hevig tegen de manier waarop Nagtglas in het eerste deel van zijn Levensberichten van Zeeuwen, Middelburg 1890 op pagina 124 haar vader Laurens de Witte van Citters veroordeelt wegens de verwaarlozing van de papieren en tekeningen op Popkensburg.