uitgelicht
collectie-
stuk

In gesprek met: Marcel Rijken van de Werkgroep Cultuurhistorie

19 november 2022

Het genootschap als hulp bij ‘immigratie’

Marcel Rijken, lid van de Werkgroep Cultuurhistorie is een ‘import-Zeeuw’, die wilde aarden in een voor hem onbekende provincie.  De Vlissinger, afgestudeerd als historicus en werkend als beveiliger in een parkeergarage in Goes, koos juist voor het historische aangrijpingspunt om wortel te kunnen schieten in de Zeeuwse kleigrond.

Marcel is geboren en getogen in Dordrecht. Als historicus was hij er lid van de historische vereniging Oud-Dordrecht en van de stichting  Illustre Dordracum, een platform voor genealogisch, bouw- en (kunst)historisch onderzoek in Dordt.

Maar hoe kwam hij nu in Zeeland terecht?
Marcel: ‘Het is heel triviaal, maar het waren de huizenprijzen. Er kwam op een gegeven moment wat geld vrij van mijn schoonouders. Daarmee konden we in Dordrecht nog niet echt veel beginnen. We zijn toen op een kaart de spoorverbindingen afgegaan, die naar Dordrecht leidden, want zowel mijn vrouw als ik rijden geen auto. Aan het eind van zo’n spoortraject lag Vlissingen. Daar zijn we toen eens rond gaan kijken. Ik was eerder nog maar één keer in Zeeland geweest.’ Inmiddels zijn ze dolblij dat ze hier wonen. ‘Het is een cliché, maar het zijn de zee, de duinen en de ruimte.’  Maar: ‘Nu voelde Dordrecht al als de periferie, want als je naar een uitvoering van het Concertgebouworkest was geweest, was je laat thuis. Nu, vanuit Zeeland moet je zelfs een nachtje overblijven’, zegt hij lachend. ‘Maar er staat zó veel tegenover.’

Als historicus is hij afgestudeerd in de Moderne Geschiedenis aan de universiteit van Leiden. Zijn eindscriptie die hij onder de afstudeerrichting ‘political culture and national identity’ schreef ging over de 19e eeuwse literatuurcriticus Conrad Busken Huet en een conflict dat hij in 1865 met de redactie van (het nu nog steeds bestaande) literaire tijdschrift De Gids kreeg. Wat spreekt hem zo aan in geschiedenis? ‘Wel, ik weet dat ik als kleine jongen enorm aangetrokken werd door de oude spulletjes van mijn oma, zoals bijvoorbeeld een oude zaklantaarn. Het representeerde een wereld die voorbij is. Het was ook in de tijd dat veel mensen die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt er mee in de publiciteit kwamen. Die verhalen boeiden mij enorm. Op de universiteit is het mede daarom Moderne Geschiedenis geworden. Oude geschiedenis was ook interessant geweest, maar voor mij wat onzinnig, omdat ik geen Grieks en Latijn beheerste.’

‘Ik kwam in Zeeland aan als een soort migrant. Maar als migrant heb je niets met de grond waarop je terecht bent gekomen, je bent er immers niet geworteld. Toch is het wel iets dat mensen belangrijk vinden. Lid worden van een geschiedkundige organisatie zou voor mij, als historicus, enorm behulpzaam zijn om te integreren.’ ‘Ik zocht iets waar ik mij bij kon aansluiten, gewoon via Google. Een heemkundige kring vond ik te beperkt, die zijn vaak met te kleine dingen bezig. Ik heb het nodig dat ik aanknopingspunten kan vinden met een groter geheel. Zo kwam ik bij het Zeeuws genootschap uit. Die enorme collectie van kunst, schilderijen, boeken en rariteiten alleen al. Dat trekt mij aan. Zo kwam ik dus terecht bij de Werkgroep Cultuurhistorie. Ik kan nu zeggen dat ik mij er thuis voel.’ ‘Zo heb ik genoten van komst van die mensen uit Lille, rond de inrichting van de tentoonstelling over de de Vrede van Parijs uit 1323 in het Zeeuws Museum. Het boeit mij daarbij te overwegen hoe staat en regio zich tot elkaar verhouden. Verder heb ik al een aantal boeiende lezingen meegemaakt, zoals tijdens het Walvissymposium in Veere en de lezing over Jacob Roggeveen in Middelburg.’

Marcel is naast zijn lidmaatschap van de Werkgroep Cultuurhistorie Marcel betrokken bij  de redactie van Archief en Werken, waar hij redactioneel werk doet. Daarnaast is hij bedreven in het maken en monteren van video-opnamen. Ook denkt hij mee met het Wetenschapsplatform. ‘Ik kwam binnen als beveiliger in een parkeergarage, zonder netwerk, maar ik voel mij  er in bevestigd, dat ik toch kan meedenken. Ik ervaar het Genootschap als een open organisatie, niet alleen voor mensen die maatschappelijk gearriveerd zijn.’ ‘Pr is heel belangrijk voor het Genootschap’, meent Marcel. Hij heeft de indruk dat het in Zeeland niet zo erg bekend is. ‘Als ik het bij contacten op mijn werk noem, weten ze niet goed waar ik het over heb. We moeten vaker in de media komen.’ Meer bekendheid voor het Genootschap. Marcel heeft zelf ondervonden waar dit toe kan leiden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *