- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Veelzijdig KZGW-lid Gerard Heerebout:
‘Gedreven door nieuwsgierigheid’
‘Het is nieuwsgierigheid. Mensen kunnen wel dingen zeggen, maar ik wil de zaken uit ervaring weten’, zegt Gerard Heerbout, conservator Naturalia. Het maakt hem zoals hij zelf zegt tot ‘een nijver baasje’. Zo is hij ook nog hoofdredacteur van tijdschrift Zeeland, was onder andere docent, museumdirecteur, raadslid en wethouder, maar heel zijn leven lang in zekere zin ’ontdekkingsreiziger’.
Gerard studeerde biologie in Leiden en specialiseerde zich in mariene biologie. Hij weet inmiddels ook heel veel van bomen, omdat hij bij zijn huis een lapje grond heeft dat een bestemming moest krijgen. De laatste tijd houdt hij zich ook bezig met de geschiedenis van de biologie, iets dat hij voor zijn conservatorschap bij het KZGW heel goed kan gebruiken.
De bioloog woont inmiddels al weer lang in Kloetinge. Maar al klinkt dat knus, het belet hem niet om zowel letterlijk als figuurlijk het leven van een ontdekkingsreiziger te leiden. Zo heeft hij biologielessen gegeven in China, Senegal, Portugal, Indonesië, Zwitserland en Zuid-Korea en is mee geweest op talloze expedities, onder andere naar de Poolzee en Siberië. ‘Soms ben ik zo maar een half jaar of langer van huis. En als ik een tijdje thuiszit kan het zo weer gaan kriebelen. Op zo’n expeditie doen we gewoon het handwerk en geniet ik er van dat we met biologen onder elkaar zijn’.
Ondertussen is Gerard ook conservator, maar: ‘dat is in wezen tijdloos werk. Die collectie loopt niet weg’.
Hij wil het belang van de collectie echter graag benadrukken. ‘We hebben beestjes in de collectie die nu niet meer in de Zeeuwse wateren voorkomen.’ Het zeestekelbaarsje bijvoorbeeld. Dat leefde in de zeegrasvelden, maar dat is sinds het gewijzigde waterregime sinds ongeveer 1910 verdwenen. Aan de andere kant zien we ook invasieve exoten, zoals de Japanse oesters die je wel een plaag mag noemen’. De waterstaatkundige werken hebben heel wat biologische veranderingen in Zeeland veroorzaakt. ‘Vroeger had je bijvoorbeeld op Walcheren geen mollen en bepaalde muizensoorten kwamen er ook niet voor, maar die kwamen later wandelend over het land. We hebben in de collectie een voorbeeld van de eerste mollen op Walcheren’.
De bioloog stelt dat ook de Oosterschelde een ander karakter heeft gekregen. Vroeger was dat meer een echte riviermonding, maar dat is veranderd. Neem nu bijvoorbeeld de zager, die grote worm waar mee gevist wordt, die komt hier nog maar sinds het begin van de 20e eeuw voor. ‘We hebben enkele van de eerste exemplaren’. Al met al stelt Gerard, dat de soortenrijkdom in de Oosterschelde toegenomen is, met name door het nu hoge en constante zoutgehalte en de hogere wintertemperaturen.
Op dit moment heeft hij als conservator het in kaart brengen van de herkomst van alle geconserveerde beestjes, als prioriteit gemaakt. Daar zitten soms hele boeiende verhalen aan vast. ‘We hebben ooit wat gekregen van een zekere heer Kruijt, indertijd onze consul in de Djeddah, vlakbij Mekka, die de belangen van de Indische onderdanen moest beschermen. Hij heeft daar veel materiaal verzameld, waarvan wij ook wat gekregen hebben. We hebben ook een mummie, aan de westkust van India aangekocht door de uit Zeeland afkomstige Adriaan Moens. Er was vroeger gewoon handel in mummies. Het was een ingrediënt voor medicijnen: mummiepoeder. Er waren mensen die dachten dat, als ze die stof innamen, ze ook zo oud zouden worden.’ Zoiets als roofkunst? ‘Nee, binnen de natuurlijke historie heb je dat eigenlijk niet. Wel zijn er natuurlijk uit verre landen planten meegenomen zoals koffie, thee en kinine, waar later veel geld mee verdiend is.’
Zoals gezegd, is Gerard ook hoofdredacteur van het tijdschrift Zeeland. Journalistieke ambities had hij niet, maar: ’ik ben er gewoon voor gevraagd’, zo stelt hij droogjes. ’Leuk om te doen, maar ik ben eigenlijk een soort regelneef. Het is altijd een beetje spannend om bijvoorbeeld de juiste auteurs te vinden. Je zou ons blad best een wetenschappelijk tijdschrift kunnen noemen, maar dan regionaal. Ik vind overigens dat sommige artikelen eigenlijk niet uit het Engels vertaald zouden hoeven worden. Dat maakt het interessanter voor meer mensen.’
Wat het KZGW zelf betreft, betreurt de conservator Naturalia dat we in een tijd leven waarin mensen zich niet meer zo snel aan een vereniging binden. De gemiddelde leeftijd van de leden is hoog en daarom vindt hij dat we meer jeugd moeten zien binnen te halen. Bovendien: ‘Ik zou ook graag meer samenhang zien, meer betrokkenheid bij elkaar. Dat is geen kritiek, want iedereen doet enorm zijn best’.