- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Verhaal van de redactie van Zeeuwse Ankers
Aan het begin van de zeventiende eeuw vonden in Zeeland belangrijke wetenschappelijke ontwikkelingen plaats. Wetenschappers gingen hun kennis op eigen waarneming stoelen. Dat leidde tot een heel ander wereldbeeld. De Zeeuw Isaac Beeckman werd een gerespecteerd wetenschapper en in Middelburg werd mogelijk de telescoop uitgevonden. Lange tijd streden twee mannen om de eer: Hans Lipperhey en Zacharias Jansen.
Ander wereldbeeld
Aan het begin van de zeventiende eeuw vond in Europa een wetenschappelijke omwenteling plaats. Ideeën uit de oudheid en het christendom maakten plaats voor modern-wetenschappelijke theorieën, met dank aan een aantal belangrijke technische uitvindingen. Als gevolg hiervan ontstond geleidelijk een ander wereldbeeld, waarin bijvoorbeeld de aarde om de zon bleek te draaien, in plaats van andersom. Nieuwe kennis over de wereld bereikte ook Zeeland. Handelsschepen voerden uit alle windstreken informatie en uitheemse voorwerpen aan. En technische vindingen maakten natuurwetenschappelijk onderzoek mogelijk. Dat schiep een klimaat waarin nieuwe denkbeelden en wetenschap konden gedijen.
Eigen waarneming
Natuur werd een zelfstandige bron voor kennis en geleerden begonnen hun kennis op eigen waarnemingen te stoelen. Philippus Lansbergen was een van de eersten die systematische waarnemingen bijhield van de zon. Johannes Goedaert, kunstschilder in Middelburg, bestudeerde zijn leven lang insecten en beschreef nauwkeurig wat hij allemaal waarnam. Zo werd hij de grondlegger van de entomologie. En de Middelburgse predikant Johannes de Mey vond dat het geloof met behulp van de rede gezuiverd moest worden van bovennatuurlijke elementen.
Een instrument ‘om verre te sien’
In 1608 presenteerde de Middelburgse brillenmaker Hans Lipperhey een telescoop aan prins Maurits en leden van de Staten-Generaal in Den Haag. Hij had een aanbevelingsbrief van de Staten van Zeeland op zak en wilde octrooi aanvragen op dit instrument ‘om verre te sien’. Besloten werd tot een demonstratie op het dak van het verblijf van de prins. Het resultaat was boven verwachting goed en het nieuws over het instrument verspreidde zich snel, ook in de rest van Europa. Vooral de mogelijkheden die de telescoop bood voor de oorlogsvoering werden belangrijk geacht. Lipperhey kreeg opdracht om voor 900 gulden drie kopieën van het instrument te vervaardigen. Het octrooi kreeg hij niet, mede omdat zich korte tijd later twee andere gegadigden meldden, onder wie Jacob Metius uit Alkmaar. Die kreeg het octrooi evenmin.
Zacharias Jansen
Tijdens een onderzoek naar de ‘ontdekker’ van de telescoop, dat in 1655-1656 werd uitgevoerd op last van het stadsbestuur van Middelburg, daartoe aangezet door de ambassadeur van de Republiek in Frankrijk, dook de naam van ene Zacharias Jansen op. Hij zou de werkelijke uitvinder zijn van de telescoop. Dit verhaal werd in de wereld geholpen door zijn zoon Johannes Zachariassen, die daarvan vermoedelijk de financiële vruchten wilde plukken. Pierre Borel, lijfarts aan het hof van de Franse koning en goed bekend met de ambassadeur, oordeelde in zijn boek over de uitvinding van de telescoop dat Zacharias Jansen de eerste uitvinder en Hans Lipperhey de tweede uitvinder van de kijker was. Dit verhaal heeft lang opgeld gedaan, maar is inmiddels naar het rijk der fabelen verwezen.
Over wie de ‘werkelijke’ uitvinder was, werd eeuwenlang een heftige controverse gevoerd. Ook andere Europese landen eisten de eer op. Het is waarschijnlijk dat men ook elders is gaan inzien dat brillenglazen veel meer mogelijkheden hadden dan alleen als hulpmiddel voor slechtzienden. Zeker als men twee van die lenzen met elkaar combineerde, zoals in de telescoop het geval is.
Galileo Galileï
De telescoop was het eerste – door ambachtslieden ontwikkelde – instrument dat in de wetenschap werd toegepast. Dat luidde de mogelijkheid in voor geleerden om eigen waarnemingen te doen. En dat werd steeds belangrijker gevonden. De kijker veroverde Europa. Zo hoorde in 1609 de Italiaanse hoogleraar meetkunde, mechanica en sterrenkunde Galileo Galileï in Padua van de kijker of telescoop. Met een door hemzelf gebouwd exemplaar speurde hij de hemel af. In 1610 ontdekte hij de vier manen van de planeet Jupiter. Later zag hij ook zonnevlekken op de zon en de schijngestalten van Venus. Op deze ontdekkingen met behulp van de telescoop zouden er nog vele volgen. Ze vormden belangrijke bijdragen aan een andere kijk op het heelal en onze plaats daarin.
Afbeeldingen (van boven naar beneden)
– Kijker die lange tijd werd toegeschreven aan Zacharias Jansen (KZGW, Collecte Online G1717).
– Portret van Hans Lipperhey, 1619 (KZGW, Zelandia Illustrata, nr. ZI-IV-0598).
– Uitsnede notulen Staten Generaal met octrooiaanvraag Hans Lipperhey, 2 oktober 1608.
Literatuur
– Albert van Helden, The Invention of the Telescope, in: Transactions of the American Philosophical Society 67/4 (1977), 1-67.
– Albert van Helden, Sven Dupré, Rob van Gent en Huib Zuidervaart (red.), The origins of the telescope, Amsterdam 2010.
– Arno Neele, Katie Heyning en Clasien Rooze-Stouthamer, Religie en cultuur, in: Paul Brusse en Wijnand Mijnhardt, Geschiedenis van Zeeland, deel 2: 1550-1700, Zwolle/Utrecht 2013, 199-295.
– Huib J. Zuidervaart, ‘Uit vaderlandsliefde’: Pierre Borels De vero telescopii inventore (1656) en het negentiende-eeuwse streven naar een gedenkteken voor de ‘ware uitvinder van de verrekijker, in: Archief, mededelingen van het KZGW 2007, 5-68, Middelburg 2007.
Beste Dolf, wellicht dat een van de twee artikelen uit 2007 hier antwoord op geven: https://www.tijdschriftenbankzeeland.nl/periodicals/arc/2007
Groet,
Peter van Druenen