Uit-
gelichte
foto

Bibliotheek der Nederlandse Geschiedschrijvers: collectie Samuel de Wind

17 april 2025

In de kluis van de ZB Bibliotheek van Zeeland te Middelburg bevindt zich een collectie handschriften van Samuel de Wind. Hieronder wordt door onze conservator handschriften Jan van Loo een brief van Ecco Epkema aan De Wind besproken, daterend van circa 1829 [1].

De brief van Ecco Epkema is een van de ruim 90 handschriften uit de collectie van Samuel de Wind. Bij het verzamelen van handschriften lag en ligt de voorkeur bij een band met Zeeland. Met een brief aan Samuel de Wind zit je dus goed. We hebben hier te maken met Samuel de Wind (1793-1859), zoon van Paulus en Elisabeth de Wind. Na zijn rechtenstudie in Leiden vestigde hij zich in zijn geboortestad Middelburg en werkte vanaf 1818 als substituut-officier bij de rechtbank aldaar. Hij heeft zich gedurende zijn leven intens bezig gehouden met de letteren en met geschiedenis, in het bijzonder die van Zeeland. Hij was lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen van 1815-1850.

Ook de briefschrijver Ecco Epkema (1759-1832), ‘een bekwaam letterkundige’, verdient een plaats in het Zeeuwse: hij is namelijk vanaf 1813 rector te Middelburg en dat bleef hij tot hij op zijn zeventigste in verband met zijn doofheid moest stoppen. Hij werd geboren in Wirdum in Friesland en was lid van het Genootschap van 1814-1832 [2].

Zijn brief van veertien goed vol geschreven kantjes begint Epkema met ‘losse’ aantekeningen ten behoeve van voor De Wind voor diens nog te verschijnen Bibliotheek der Nederlandsche Geschiedschrijvers [3].Op de derde pagina stopt hij hiermee en begint over een handschrift van Kempo van Martena (1487-1538), historicus en jurist in Friesland. Dit handschrift had Epkema te leen van Nicolaas Cornelis Lambrechtsen van Rithem en deze kreeg het advies van Epkema om het handschrift te schenken aan het Genootschap. Of dat is gebeurd, is onzeker, want onder de naam Kempo van Martena is er niets te vinden in de collectie handschriften. Wat is er gebeurd met dit handschrift?

Dan gaat Epkema ten behoeve van eerder genoemde Bibliotheek enz. verder met een beschrijving van diverse Friese historische personen. Over Hopperus (Hoppers, fol. 4) zwijgt hij, want hij heeft het werk van deze man niet. Het zal gaan om Joachim Hoppers (1523-1576), jurist en hoogleraar. Het genoemde werk moet de Tabula zijn, in het Fries geschreven over de bloeitijd van Friesland.

Bij Viglius (Wigle) ab Ayta (1507-1577, fol. 4) is uitgebreide aandacht voor diens geboortehuis Barahuis dat Epkema nog gezien heeft als ruïne om te vervolgen met de functie en de geschiedenis van deze stins. Vermoedelijk was alles wat hij hierover zegt, al bekend, want hij verwijst ook regelmatig naar bestaande bronnen.

Dan is de beurt aan Aggaeus Albada (1525-1587, fol. 5), jurist, diplomaat en een spiritualist. Aan de hand van diverse genelogieën, probeert Epkema diens afkomst en leven te reconstrueren. Er volgt een uitgebreide beschrijving in verband met zijn leven. Cornelis Kempius (1516-1589, fol. 8) was zijn gehele leven katholiek gebleven en beklaagde zich regelmatig over het verval der zeden. Als geboren Groninger hield hij zich vooral bezig met de geschiedenis van Friesland. Hij schreef een boekje dat Epkema zag als een mengsel ‘van fabelen en waarheden’. Van Ubbo Emmius (1547-1625, fol. 8) wordt alleen een boektitel gememoreerd.

‘Nu nog iets over Thet Freske Rym (fol. 8), dat ik onder handen heb en bewerk.’ En vervolgens lezen we een samenvatting over dit werk van twee en een half kantje. Het is een werk van 1700 regels en Epkema meent ‘eerlang in staat te zijn, om het met taal-oordeel- en geschiedkundige aanteekeningen, gevolgd van een Glossarium, uit te kunnen geven.’ Dat is hem niet gelukt, want hij overleed in 1832. Uiteindelijk is dit werk in 1853 uitgegeven door het Friesch Genootschap van Geschied- Oudheid- en Taalkunde.

Epkema beklaagt zich dat hij niets vindt aangetekend in het concept van de Bibliotheek enz. over Ianco Douwema (1482-1533, fol. 11). Epkema geeft enkele complete passages uit werken, die te gebruiken zijn ‘niet wetende, of Gy dit boek bezit, heb ik de plaats geheel en al afgeschreven, voor zoo verre het Douwema aangaat.’

En dan komt er nog een PS van twee kantjes, waarin hij informatie geeft over brieven van Albada aan zijn vrienden (beschreven in een uitgave van brieven uit 1617). Epkema eindigt ermee dat De Wind al deze aantekeningen mag en kan gebruiken naar eigen goeddunken.

Besluit
In dit handschrift blijkt de band met Zeeland vooral te bestaan uit de briefschrijver en de ontvanger en niet uit de beschreven inhoud. Die handelt namelijk over historische figuren uit Friesland met wat men er rond 1830 over wist. Vooral voorvaderen uit de zestiende eeuw komen aan bod. Er worden veel publicaties en bronnen genoemd en de briefschrijver vertelt over eigen waarnemingen. Men kan zich erover verbazen dat er breed wordt uitgelegd of lange citaten voorkomen in de brief. In de negentiende eeuw komt men met regelmaat tegen dat geleerden lange stukken voor elkaar afschreven. Het aangename van Ecco Epkema is bovendien dat zijn handschrift prettig leesbaar is. En de brief zelf is te downloaden [4].
Mij is niet bekend in hoeverre deze inhoud nog aanvullende feiten over die historische figuren uit Friesland heden ten dage nog oplevert. Dat is voor een liefhebber om na te gaan. Wat ook kan worden nagegaan is, welke van deze gegevens uiteindelijk terecht zijn gekomen in de Bibliotheek der Nederlandsche Geschiedschrijvers van Samuel de Wind. Want daarvoor waren al die aantekeningen van Ecco Epkema bedoeld.

Jan van Loo, conservator van de collectie handschriften van het KZGW


noten:
1 Zeeuwse Bibliotheek (ZB), Kluis Hs. 0003.
2 Het lidmaatschap van beide heren is terug te vinden in het Zeeuws Archief, toegang 26, KZGW 1769-1969, inv. nr. 121: Register houdende namen van de leden, met aantekening van functie of beroep, jaar van benoeming en van bedanken of overlijden over 1768-1930, 1912-1930, p. 20 en 21.
3 Het boek verschijnt in 1835. Zie ZB, magazijn kluis 1057 B 46.
4 zeeuwsarchief.nl. Vul bij ‘doorzoek het archief’ in: ‘Epkema 1829’ en kies van de 3 resultaten: KZGW.

 

Afbeeldingen: Frans Pourbus de Oudere, portret van Viglius ab Ayta; folio 6 en 7 van de brief, HS003