Uit-
gelichte
foto

Tera van Benthem Jutting, Leven en werk

Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen heeft per 1 november 2024 de website over de Zeeuwse bioloog en geoloog en vanaf 1927 tot aan haar overlijden in 1991 actief lid van het Zeeuws Genootschap, Tera van Benthem Jutting  (https://teravbj.nl/) overgenomen van de initiatiefnemer Barbara van Benthem Jutting. De website bevat een afgerond blog over Tera van Benthem Jutting en haar brievenarchief, dagboeken en collegeaantekeningen. Tevens is er een overzicht van de schelpen die ze op naam heeft gebracht, welke artikelen ze heeft geschreven en met welke wetenschappers ze om ging.

Het overzetten van deze website gebeurt in twee fases. In de nu afgeronde eerste fase is op het Wetenschapsplatform van het KZGW een speciale pagina gepubliceerd waarin wordt verwezen naar de bestaande website. In Fase 2: zal de website  worden geïntegreerd in het Wetenschapsplatform. De website blijft daarnaast te benaderen vanuit het oorspronkelijke adres (https://teravbj.nl/).

Klik hier
voor de website


Tera van Benthem Jutting studeerde (1918-1924) biologie en geologie aan de (toen Gemeentelijke) Universiteit van Amsterdam. Reeds als studente was zij werkzaam aan het Zoölogisch Museum van deze Universiteit en tot haar pensionering in 1965 bleef zij hieraan verbonden, uiteindelijk als wetenschappelijk hoofdmedewerkster. Van 1930-1932 was zij gedetacheerd bij het Zoölogisch Museum te Buitenzorg (nu Bogor, Java).

Haar museale taak leidde tot specialisering in het onderzoek naar soort, onderscheiding en oecologie van Mollusca (schelpdieren, enz.), zowel in het laboratorium als buiten (Zuiderzee, Alpen, Java, Malaya, enzovoorts. De resultaten van dit onderzoek heeft zij vastgelegd in een groot aantal (circa 200) publicaties, waarvan enkele mede op Zeeland betrekking hebben. Ook publiceerde zij enige levensbeschrijvingen van biologen, onder wie de Zeeuwen Leendert Bomme, Job Baster, M. Slabber, J.G. de Man en K. Hocke Hoogenboom. Tijdens vakanties en na haar pensionering te Domburg wonende beheerde zij de collectie Mollusca in het Zeeuwse Museum. In 1945 huwde Tera van Benthem Jutting met drs. Pieter Jacobus van der Feen (zie aldaar). Voor haar onderzoek naar schelpen en weekdieren ontving zij diverse onderscheidingen, waaronder een eredoctoraat aan de Justus Liebig Universiteit te Giessen (Duitsland).

1987 Tera na haar pensioen aan het werk op de Wael in Domburg


Tera en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

In januari 1965 verhuizen Tera van Benthem Jutting en haar man Pico van der Feen naar Domburg. Tera wordt conservator mollusken bij het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen waarvan ze al sinds 1927 lid is. Dat museum staat aan de Wagenaarstraat in Middelburg. Het Zeeuws genootschap is opgericht in 1769 en heeft als doel het bevorderen van kunsten en wetenschap in Zeeland. De natuurhistorische verzameling van het genootschap omvat mollusken, fossiele botten van zeezoogdieren en landzoogdieren, gesteenten en mineralen. De collectie Zeeuwse mollusken is behoorlijk uitgebreid door een schenking van Cornelis Brakman in 1945. Hij verzamelde vele jaren recente en fossiele schelpen en correspondeerde daarover onder andere met Tera. Brakman is vóór haar conservator geweest bij het genootschap en was een van de eerste leden van de Malacologische Vereniging.

Als Brakman (hiernaast op een foto uit 1930) in 1955 sterft schrijft Tera een kort in memoriam: Op 6 Maart j.l. overleed ons oud-lid C. BRAKMAN, oud-hoofd der Openbare Lagere School te Nieuw- & St. Joosland. Zijn grote belangstelling voor Natuurlijke Historie richtte zich aanvankelijk op planten, vogels en vogeleieren, sedert ± 1922 echter ook op recente mollusken, in de eerste plaats van Zeeland, maar ook van andere Europese landen en zeeën. Weldra begaf hij zich daarnaast ook in de studie der fossiele schelpen en verzamelde met bekwame hand op de stranden van Zeeland, inclusief de Kaloot, en verkreeg belangrijk materiaal van de opgezogen schelpen uit de Westerschelde

Het meeste van deze schelpen determineerde hij zelf met boekwerken, welke hij zich in de loop der jaren door aankoop verwierf. Aan het Zoölogisch Museum te Amsterdam stond hij veel van zijn materiaal af, maar het grootste deel ging naar het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg, van welks Museum BRAKMAN ‘van 1934 tot 1942 conservator der mollusken was. Bij de oprichting der Nederlandse Malacologische Vereniging in 1934 trad BRAKMAN terstond als lid toe. In Basteria publiceerde hij enige nieuwe vondsten en waarnemingen. Hij correspondeerde veel met amateurs en wetenschappelijke instellingen en was altijd bereid anderen van zijn kennis en van zijn collecties mede te laten profiteren. Eén der belangrijkste werken waaraan hij “achter de schermen” medewerking verleende, was het proefschrift van C.0. van REGTEREN ALTENA, dat in 1937 verscheen.De molluskenstudie van Nederland, en in het bijzonder die van Zeeland, heeft aan BRAKMAN zeer veel te danken.

Als conservator in Middelburg zal Tera nog zeker tien wetenschappelijke artikelen over schelpen publiceren. In de volgende blog lezen we hoe Tera en Pico een centrale rol spelen in hun vriendenkring.

In 1965 wordt bij het Zeeuws genootschap het plan opgevat om een Zeeuwse encyclopedie te gaan schrijven. Zowel Pico als Tera gaan in de hoofdredactie zitten. Voorzitter is Marinus Pieter de Bruin( hiernaast op foto). De Bruin (1922-2013), gewoonlijk Rinus genoemd, was bibliothecaris en hoofd van het Zeeuws documentatiecentrum. Hij publiceert veel over Zeeland en Walcheren. Het werk aan de encyclopedie zal uiteindelijk bijna vijftien jaar duren. Tussen 1982 en 1984 worden de encyclopedie in drie dikke delen uitgegeven.

Om het geheel te financieren wordt het pand aan de Wagenaarstraat verkocht en de collectie van het Zeeuws Genootschap samengevoegd met de collectie van het Kunstmuseum, nu samen het Zeeuws Museum. De encyclopedie gaat in op de geschiedenis van Zeeland, biografieën van Zeeuwen, het maritieme leven, flora en fauna van Zeeland en nog veel meer. Inmiddels is de encyclopedie van Zeeland online te raadplegen. Met name Pico heeft er erg veel werk aan verricht en reisde daar met de bus of op de fiets de hele provincie voor door. In 1984 als het werk af is, is Pico negentig jaar.

In 1966 wordt de paleontologische werkgroep van het Zeeuws genootschap opgericht, waar Pico voorzitter van wordt. Zeeland is een interessant gebied als het gaat om fossielen. Door zijn ligging liggen de voorhistorische bodemlagen plaatselijk nog aan de oppervlakte, het land is pas de afgelopen twee miljoen jaar gevormd. Daardoor is er genoeg te vinden. Ook Tera is natuurlijk geïnteresseerd in fossiele schelpen. Als echter het voorstel komt om ook amateurs toe te laten tot de werkgroep verzet Pico zich in eerste instantie fel. Net als Tera destijds bij de oprichting van de Malacologische Vereniging vindt nu ook Pico dat het determineren van schelpen en andere fossielen moet worden overgelaten aan de biologen. Toen ik Dick Dumon Tak in 2019 sprak vertelde hij mij dat Tera en Pico op dat gebied wel een beetje van de oude stempel waren en in de jaren zestig niet meer erg met hun tijd mee gingen.

Tera is vanaf 1968 redacteur van Archief, het blad van het Zeeuws Genootschap. Ze schrijft zelf een aantal uitgebreide biografieën van Zeeuwse biologen in Archief. Eerst schrijft ze over Job Baster (1711-1775), een arts en schelpenverzamelaar uit Zierikzee, die in de achttiende eeuw leefde en in Leiden studeerde. Het blad Basteria, van de Malacologische Vereniging is naar hem genoemd, misschien wel op voorstel van Tera, maar waarschijnlijker is dat Cornelis Brakman de titel heeft bedacht. Brakman is ook een van de eersten die publiceert in Basteria, al in 1936. Job Baster stimuleerde ook anderen om natuurhistorisch onderzoek te doen, waaronder Martinus Slabber (1740-1835), burgemeester van Goes in het begin van de negentiende eeuw, die als amateur-zoöloog in 1778 “Natuurkundige verlustigingen, behelzende microscopische waarnemingen van in- en uitlandse water- en landdieren” uitbracht een verzameling van achttien deeltjes, telkens bestaande uit een kleurenplaat met bijhorende tekst. Ook over Martinus Slabber schrijft Tera een biografie.

Door het werk aan de Zeeuwse encyclopedie leren Pico en Tera allerlei wetenschappelijk geïnteresseerden kennen. Ze organiseren een literaire en wetenschappelijke club in Domburg. Deze club komt tenminste eens per maand samen op De Wael, dat zo een wetenschappelijk en cultureel centrum wordt in het dorp. Naast Pico en Tera bestaat het gezelschap onder andere uit Rinus de Bruin en zijn vrouw Gré. Dr. Rika Ghijsen (1884-1976), die eveneens in Domburg woont en werkt aan de Zeeuwse dialecten hoort ook bij de groep. Rika wordt door bijna iedereen tante Rika genoemd en staat als alleenstaande vrouw iedereen met raad en daad bij. Rika kent Tera al jaren en behoort al voor de oorlog tot een van haar beste vriendinnen. Een ander lid van de club is Professor Mia Gerhardt (1918-1988). Mia was vanaf 1968 buitengewoon hoogleraar vergelijkende natuurwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht geweest. Op latere leeftijd trouwde zij met een collega, professor J. Engels. Dat huwelijk is echter van korte duur, als haar man in 1975 plotseling overlijdt. Mia ging met emeritaat en vestigde zich in 1977 Domburg. Ze was een verwoed schelpenverzamelaarster en werd op voordracht van Tera lid van de Malacologische Vereniging. Op een dag is er een kennis bij Pico en Tera op bezoek en vraagt om in het telefoonboek het nummer van Mia op te mogen zoeken, om te kijken of ze thuis is, waarop Pico antwoordt: “Als je wilt weten of Mia thuis is, kun je beter het getijdenboek raadplegen dan het telefoonboek”. Mia Gerhardt is de jongere zus van de bekende dichteres Ida Gerhardt, waar ze echter geen goede band mee heeft. Verder is ook Piet Meertens (1899-1985) altijd van de partij. Piet had Tera al in de oorlog leren kennen. Hij was geïnteresseerd in Zeeland, in taal, in dialecten. Hij kwam bij Tera op bezoek in Amsterdam om naar de familiepapieren van de familie van Benthem Jutting te kijken. Daar leerde hij ook Rika Ghijsen kennen, waar hij de liefde voor taal en voor Zeeland mee deelde. Piet was getuige op het huwelijk van Tera en Pico, en ze blijven bevriend. Piet Meertens krijgt in 1975 een hersenbloeding en wordt daarna opgenomen in een verpleeghuis in Amstelveen. Pico en Tera zullen hem daar ongetwijfeld hebben bezocht. Tikkend met 1 vinger correspondeert hij nog wel. Als Pico in 1982 negentig wordt, stuurt Piet hem nog een verjaardagskaart. Pico antwoordt om te bedanken en constateert nuchter dat er maar weinig leeftijdsgenoten zijn die hem nog kunnen feliciteren. Piet Meertens sterft in 1985. Het gezelschap wordt gecompleteerd door de plaatselijke huisarts dokter F. Vaandrager (1907-?) en zijn vrouw. Met regelmaat wordt de jongere garde ook uitgenodigd om aan te schuiven, zoals Peter van Bree (1927-2011) die student assistent was geweest bij Pico, en hem uiteindelijk als conservator zoogdieren bij het Zoölogisch Museum opvolgt en Dick Dumon Tak (1936-) die eveneens bij Pico assistent was geweest. In de club circuleren literaire werken in alle moderne talen, daarnaast wordt er veel over wetenschap gediscussieerd, onderwerpen zijn divers maar altijd wetenschappelijk van aard. Als men er niet uit komt loopt Pico naar boven en komt met stapels boeken onder de arm terug. Dan zoekt men gezamenlijk op wat er over het onderwerp bekend is.

Pico spreekt graag over de vondsten rond de vroegere Nehalennia-tempel, waarvan bij laag water ver buiten de kust van Domburg de fundamenten nog te zien zouden zijn. Er zijn veel kleine altaren en votiefstenen gevonden, vaak met dezelfde symbolen: een nogal gezette godin in een leunstoel, een hond naast zich, een mand met appels aan de andere kant. Hij publiceert er ook over.