- Nieuws
- Collectie
- Publicaties
- Jeugd
- Werkgroepen
- Wetenschapsplatform
- KZGW
- Contact
Mollusken
Conservator Natuurhistorische voorwerpen afdeling Mollusken (Weekdieren): Freddy van Nieulande
Om eerlijk te zijn is deze naam verkeerd gekozen, want ik houd me eigenlijk niet met de weekdieren (Malacology ) zelf bezig, maar eigenlijk met de huisjes waarin ze hebben geleefd. Eigenlijk is hiervoor de term Conchyliology (kennis van schelpen) beter op zijn plaats. Dit alles gezegd hebbende bestaat mijn functie eigenlijk uit het op orde houden, registreren en (her)determineren van de vele schelpen die zich in het natuurhistorische verzameling bevinden. Ik noem het al sinds 1982 “op de winkel passen”. De collectie Zeeuwse Mollusken is ontstaan door de schenking in 1945 van de heer Cornelis Brakman uit Nieuw en Sint Joosland, die vele jaren recente en fossiele schelpen in Zeeland heeft verzameld. Vooral het Kalootstrand en de Plaat van de Vlei in het Sloegebied waren zijn voornaamste verzamelgebieden. De verzameling is ondergebracht in het depot 1 van het Zeeuws Museum.
De laatste jaren ligt de nadruk meer op het digitaliseren van schelpen mede in verband met een ophanden zijnde jubileumuitgave van de Werkgroep Geologie over fossielen in Zeeland. Ook zijn er de laatste jaren opmerkelijke vondsten van fossiele schelpen in de collectie nader bestudeerd welke zijn opgenomen in de fossielenatlas in de serie; Geologie van Nederland. “De fossiele schelpen van de Nederlandse kust”. Dit deel behandeld de fossiele Bivalven die in Nederland worden aangetroffen. Momenteel word hard meegewerkt aan het 2e deel over de Gastropoden. Met enige regelmaat worden er nog schenkingen en vondsten aan de collectie toegevoegd zoals de opbrengsten bij de jaarlijkse botten vistochten. Een paar schelpen zijn hier ter illustratie bijgevoegd
Fossiele Botten Zeezoogdieren
Conservator Natuurhistorische voorwerpen afdeling Fossiele botten: Mark Bosselaers
De fossiele botten van zeeroofdieren, dolfijnen en walvissen die opgevist zijn in de Zeeuwse stromen behoren tot een uitzonderlijke en belangrijke collectie van het Genootschap.Genootschap. Ongeveer de helft van de collectie is verzameld tussen 1874 en 1930, de andere helft is vanaf de jaren tachtig opgevist. Tot de belangrijkste stukken behoren een pliocene en twee pleistocene walrusschedels, een vijftal laat-miocene schedels van spitssnuitdolfijnen en een vroeg-pliocene schedel van een dwergvinvis. Verder bevinden zich in de collectie een schedel van een dwergvinvis die in 1866 in Terneuzen gestrand is, en een embryo van een orka uit 1783, vermoedelijk de oudst bewaarde opgezette orka ter wereld.
Ook vele op de Zeeuwse stranden verzamelde haaientanden en fossiele gehoorbeentjes, bulla’s en periotica, van dolfijnen en walvissen behoren tot de collectie. Ze dateren hoofdzakelijk uit het plioceen tot midden-mioceen, hoewel er ook haaientanden uit het oligoceen en uit het eoceen gevonden worden. Naast overblijfselen van zeezoogdieren zijn er een aantal andere stukken, waaronder een opgezette maanvis en een opgezette zeeschildpad, een zeeschildpadskelet, vijf gebitten van grote haaien en schedels van neushoornvogels.
De Scheldedelta met aangrenzende landstreken vormt een van de rijkste vindplaatsen van fossiele walvisachtigen ter wereld en regelmatig worden in deze streken nog belangrijke vondsten gedaan. Jaarlijks en traditiegetrouw organiseert het Genootschap de bottenvistocht op de Westerschelde in de Put van Terneuzen, nabij De Griete, Margaretapolder, en elke keer worden er weer bijzondere stukken opgevist (zie ook Fossiele Botten Landzoogdieren).
Pleistoceen 10.000 jaar tot 1,8 miljoen jaar geleden
Mioceen 5,3 miljoen tot 22,5 miljoen jaar geleden
Oligoceen 22,5 miljoen tot 37,5 miljoen jaar geleden
Eoceen 37,5 miljoen tot 53,5 miljoen jaar geleden
Fossiele Botten Landzoogdieren
Conservatoren Natuurhistorische voorwerpen afdeling Fossiele botten landzoogdieren: Hester Loeff en Jan Piet Bekker
Vissers hadden in vorige eeuwen in de Zeeuwse stromen regelmatig geheimzinnige bijvangsten: de zogenoemde zwarte botten. Die gaven aanleiding tot allerlei speculaties. Het zouden botten van onderaardse monsters zijn, of resten van dieren van vóór de zondvloed. Of ze waren het bewijs van het bestaan van reuzen. Toen in juni 1874 dr. J.C. de Man een aantal beenderen kocht van vissers uit Arnemuiden, werd hiermee een belangrijke stap gezet voor de wetenschap. Zijn grote interesse voor alles wat met de anatomie te maken heeft, maakt hem tot één van de eerste paleontologen in Nederland. De Man is op velerlei gebied van grote betekenis voor het Genootschap geweest. Met de aankoop van een reuzendijbeen, het fossiele bot van een mammoet, werd een begin gemaakt met de omvangrijke en wetenschappelijk belangwekkende verzameling fossiele botten. In 1830 verlegden de Zeeuwse vissers hun visgronden en stapten ze over op een nieuw type boot. Daarna, eind vorige eeuw, nam de Werkgroep Paleontologie, de huidige Werkgroep Geologie, het initiatief om regelmatig op de Zeeuwse stromen te vissen naar fossiele zoogdieren. De inmiddels traditionele jaarlijkse bottenvistocht op de Westerschelde is voor paleontologen in Nederland en België steeds weer een spannende dag. Er wordt gevist in de Put van Terneuzen. Een deel van de vondsten gaat naar Naturalis.
Uit het vroeg pleistoceen, het tiglien, bevinden zich in de collectie botten van een mastodont, de zuidelijke mammoet, en het grote, Tegelse hert. Het merendeel van de botten komt echter uit het laat-pleistoceen, het weichselien, de laatste van de duidelijk koudere periodes, de glacialen, die bekend staat als de laatste ijstijd. In deze collectie zijn negentien diersoorten vertegenwoordigd. Van de wolharige mammoet zijn er 400 botten in de verzameling en van de wolharige neushoorn 220. Verder zijn er botten van drie soorten runderen, plus botten van een paard, bever, beer, wolf, hyena en van een zeer zeldzame bosolifant. In totaal gaat het om 900 botten, die hoofdzakelijk gevonden zijn in de Zeeuwse wateren en voor de Zeeuwse kust.
Gesteenten en Mineralen
Conservator Natuurhistorische voorwerpen afdeling Gesteenten en Mineralen: Elsa Westland
Het verzamelen van mineralen was een favoriete bezigheid in de achttiende eeuw en al meteen na haar oprichting ontving het Genootschap omvangrijke schenkingen. Rond 1800 werd de basis gelegd voor de moderne geologie met voor die tijd schokkende nieuwe, aardwetenschappelijke inzichten. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de collectie in de negentiende eeuw, toen het Genootschap vooral aandacht schonk aan de eigen Zeeuwse geschiedenis, gestaag werd uitgebreid.
In 1844 voltooide dr. M.A. Fokker de Lijst der Mineraliën, waarin alle tot dan verzamelde mineralen gerangschikt zijn naar de toenmalige classificatie. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Genootschap werd de catalogus in druk uitgegeven, aangevuld met de Geologische Suite van dr. F. Seelheim. Een voor die tijd unieke serie gesteenten afkomstig van de beide Rijnoevers bij het Zevengebergte, alle vakkundig gekapt tot fraaie handstukken. De collecties Fokker en Seelheim met respectievelijk 788 en 263 nummers zijn vrijwel compleet gebleven en ze geven een representatief beeld van de wijze waarop men sinds 1769 gesteenten en mineralen verzamelde.
Sinds eind twintigste eeuw voert het Genootschap weer een actief acquisitiebeleid. Zo is een zeer fraaie verzameling mineralen verworven van de Engelse geoloog Philip Cambridge. De werkgroep kreeg ook een verzameling van 350 zwerfstenen. Een belangrijke aanwinst in 2003 is de schitterende verzameling mineralen van J. de Visser uit Oostkapelle, bestaande uit ruim 1300 nummers waaronder bijna 100 stukken versteend hout. Deze aanwinsten complementeren de unieke en in historisch opzicht waardevolle collectie.