uitgelicht
collectie-
stuk

<< Terug naar het hoofdmenu

Achtergronden bij de archeologische collectie van het Zeeuws Genootschap


1. Wat is het Zeeuws Genootschap?

Het ‘Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen’ (ook wel kortweg ‘het Zeeuws Genootschap’ genoemd) is in 1769 opgericht in Vlissingen. Sinds 1801 is het in Middelburg gevestigd.
Het doel van het genootschap was in eerste instantie ‘alles te verzamelen dat God geschapen had’ en daarvan te leren. Dat werd verbreed naar de wens om landelijk en internationaal bij te dragen aan wetenschappelijke kennis door het bestuderen van de collecties. Uiteindelijk kwam de nadruk toch te liggen vooral op alles dat met Zeeland te maken had.
Toen het genootschap in 1969 200 jaar bestond, werd de term Koninklijk toegevoegd aan de naam. Dit jaar bestaat het KZGW 250 jaar!

2. De twaalf verschillende verzamelingen van het KZGW zijn:
1. Boeken
2. Handschriften
3. De Historische topografische atlas: Zelandia Illustrata, I, II en III
4. Natuurhistorische objecten
5. Schelpen
6. Fossiele botten
7. Gesteenten en mineralen
8. Kunst, kunstnijverheid & historische voorwerpen
9. Volkenkundige voorwerpen
10. Munten en penningen
11. Archeologische voorwerpen
12. Enkele bijzondere muziekinstrumenten
De collecties zijn ondergebracht bij het Zeeuws Museum, Erfgoed Zeeland, het Zeeuws Archief en de Zeeuwse bibliotheek, alle in Middelburg. Deze instituten waken over het fysieke behoud van de collecties. De inhoudelijke zorg berust bij een team van honoraire conservatoren van het Zeeuws Genootschap.

3. Waar zijn deze collecties te zien (geweest)?
Het eerste Museumgebouw stond in Middelburg de Latijnseschoolstraat. Het was in 1778 aangekocht door J.A. van de Perre. Toen dat te klein werd, schonk dhr. G. N. de Stoppelaar in 1888 een groot pand aan de Wagenaarstraat.
Na de tweede wereldoorlog bleek een eigen museum niet meer haalbaar te zijn. Het gebouw voldeed niet, het beheer moeilijk te organiseren. De papieren collecties waren al ondergebracht in het Zeeuws Archief en de Bibliotheek, de andere collecties gingen in 1971 naar het nieuwe Provinciaal Zeeuws Museum (nu Zeeuws Museum genaamd), aan het Abdijplein.
De archeologische collectie, dus ook de vondsten van het strand van Domburg-Oostkapelle, werden daar bewaard en geëxposeerd.
In 1986 verhuisde het archeologisch depot van het Abdijplein naar de Balans en werd het daar samen met de snel aangroeiende provinciale archeologische collectie bewaard. Sindsdien ligt de collectie op twee plaatsen in beheer: In het Zeeuws Museum aan het Abdijplein en het archeologisch depot van de Erfgoed Zeeland aan het Armeniaans Schuitvlot, beide in Middelburg.

4. De belangrijkste archeologische verzamelaars en onderzoekers:
Vanaf ca. 1800 ging men ook Zeeuwse archeologische vondsten verzamelen.

Verzamelaars

Cornelis Anthony Rethaan Macaré (1792- 1861)
De eerst belangrijke verzamelaar was de Middelburgse bestuurder-muntenverzamelaar C.A. Rethaan Macaré. Hij kreeg en kocht muntjes en andere metalen voorwerpjes, o.a. van het strand Domburg-Oostkapelle, en schonk ze aan het genootschap. De meeste voorwerpjes kocht hij van de familie Van der Vate, waarvan vader Adriaan zijn kinderen ’s winters bij storm en vorst het strand op stuurde omdat je juist dan wat kon vinden. Over deze vondsten schreef hij twee verhandelingen: ‘Verhandeling over de bij Domburg gevondene Romeinsche, Frankische, Brittanische, Noordsche en andere munten, voorgedragen in het perpetueel committé van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, den 9 october 1837’ en ‘Tweede verhandeling over de bij Domburg gevonden Romeinsche, Frankische, Brittannische en andere munten, voorgedragen op de algemeene vergadering van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, den 5 april 1854’.

Maria Goverdina Antonia de Man (1855-1944)
De tweede belangrijke verzamelaar was M. (Marie) de Man. Geïnspireerd door haar vader, die als arts voornamelijk oud menselijk skeletmateriaal verzamelde en bestudeerde, verdiepte zij zich als opvolger van Rethaan Macaré in munten en ander ‘klein metaal’. Ook zij schonk haar eigen verzameling aan het genootschap. Over de vondsten van het strand van Domburg-Oostkapelle schreef zij in 1899 een uitgebreid artikel in het Tijdschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde: ‘Que sait on de la plage de Domburg’, waarin ze de tekeningen van J.C. Frederiks interpreteerde.

Hendrik Jan Boogaert (1837- 1901),
Deze ‘Directeur der Zeebadinrichting’ te Domburg, legde omstreeks 1880-1890 een verzameling strandvondsten aan door objecten aan te kopen van de dorpelingen. Hij exposeerde ze in een wandvitrine in het paviljoen op het duin. Van Boogaert zijn geen aantekeningen bekend, maar wel een fotoboekje van de verzameling. Zijn neef, jhr. Hendrik Jan van Adrichem Boogaert , bracht in 1949 de collectie en het boekje onder bij het Zeeuws Genootschap.

Pieter Jacobus van der Feen (1892-1987)
Bioloog P.J. van der Feen had niet alleen de naturaliëncollectie onder zijn hoede, maar nam vanaf 1925 uit interesse ook het beheer van de archeologische verzameling over van Marie de Man.
Hij noteerde jarenlang nauwkeurig wat er aan schenkingen binnenkwamen. Ook vond hij zelf een groot aantal (fragmenten van) aardewerk en archeologisch botmateriaal dat hij aan het Genootschap schonk.

Jan AdriaanTrimpe Burger (1923-2008)
De eerste Zeeuwse provinciaal archeoloog, J.A. Trimpe Burger, bestudeerde als student de genootschapscollectie vanaf ca. 1950. Hij deed voor het eerst meer professioneel onderzoek op het strand, wat betekende dat hij vrij precies optekende waar hij iets vond. In 1971 richtte hij in het nieuwe Zeeuws Museum de ruimtes met archeologische vondsten in. Ook bevorderde hij een betere registratie van de hele collectie.

Onderzoekers

Johan Christiaan Frederiks (1827-1890)
Opgeleid als kunstschilder, legde J.C. Frederiks tevens een grote interesse voor wetenschappelijke zaken aan de dag. De archeologische resten van Walichrum, vlak bij zijn woonplaats Oostkapelle, waren van 1860-1866 regelmatig goed te zien op het strand. Frederiks maakte er een set detail-tekeningen van. Het is de enige weergave van de nederzetting die we hebben (op een eenvoudige tekening van Adriaan van der Vate, uit 1836, na). De resten liggen nu vóór de kust in zee.

Torsten Capelle (1939-2014)
In 1976 werd de Duitse geschiedkundige Torsten Capelle gevraagd een catalogus te maken van de metalen voorwerpjes van het strand Domburg-Oostkapelle. Het resulteerde in ‘Die Frühgeschichtlichen Metalfunde von Domburg auf Walcheren‘, uitgave ROB 5, deel 1 en 2. De catalogus is door veel West-Europese archeologen en materiaalspecialisten gebruikt voor verder onderzoek.

Pieterjan Deckers (1983)
Inmiddels weten we al weer veel meer over Walichrum, niet in de laatste plaats door het promotieonderzoek in 2013-2014 van de Vlaamse archeoloog P. Deckers: ‘Between Land and Sea – Landscape, power and identity in the coastal plain of Flanders, Zeeland and northern France in the early Middle ages (AD 500-1000)’. Zijn onderzoek deed de interesse voor de collectie van Domburg-Oostkapelle opnieuw opleven – dit mede gevoed door de huidige interesse voor de ‘donkere middel-eeuwen’ die niet zo donker blijken te zijn geweest – en zette een aantal nieuwe onderzoeken in gang.

Marcus Roxburgh (1966)
M. Roxburgh onderzocht de middeleeuwse metalen voorwerpjes van het strand Domburg- Oostkapelle met behulp van een XRF-scanner. Het resulteerde in twee publicaties met nieuwe inzichten:
– Roxburgh M, IJssennagger N., Huisman H., Os B. van, 2018. ‘Where Worlds Collide. A Typological and Compositional Analysis of the Copper-Alloy Mounts from Viking-Age Walcheren’ in The Medieval Low Countries – 5, Brepols n.v.: Turhout.
– Roxburgh M, Os B.J.H. van, 2018. A Comparative Compositional Study of 7th- to 11th-Century Copper-Alloy Pins from Sedgeford, England, and Domburg, the Netherlands.

5. Waarom ‘Vikingen op Walcheren? Vondsten, verhalen, feiten en fabels’?
Aanleiding is het 250 jarig jubileum van het KZGW. Verspreid over Zeeland worden dit jaar tentoon-stellingen gehouden, waarvoor van zes verschillende collecties objecten te zien zijn op hun plaats van herkomst. Zie www.KZGW.nl

De archeologische collectie van het KZGW bevat onder andere heel veel kleine en enkele grotere objecten die gevonden zijn op het strand tussen Domburg en Oostkapelle. Ze zijn afkomstig van de vroegmiddeleeuwse nederzetting Walichrum. Deze lag precies ten noorden van museum Terra Maris. De meeste objecten zijn afkomstig uit de vele graven die bij de nederzetting gevonden zijn. Mensen werden in de voorchristelijke tijd begraven in hun goeie goed, deze objecten bleven goed bewaard in de kleibodem.

6. Wat ga je hier zien?
Hoe was het leven in de villa Walichrum in de vroege middeleeuwen.

In de vroege middeleeuwen was Walcheren een soort waddeneiland, met in het noorden, achter de duinen een belangrijke handelsnederzetting die waarschijnlijk ook ‘Walcheren’ heette. De naam werd op verschillende manieren geschreven.
Het achterland van deze handelsnederzetting was toen een sompig waddenlandschap. Met zoute kreken, slikken en schorren, en hier en daar op een hoger schor soms een eenzame boerderij.

Voor vervoer van mensen, dieren en goederen werden voornamelijk schepen en schuitjes gebruikt.
De mensen leefden van het land en van wat de zee hen bood. Zij hielden zich vooral bezig met schapenteelt en met het winnen van zout uit de met zout doordrenkte bodem. Maar het eiland was klein en niet alles was hier verkrijgbaar. Een deel van het voedsel, van de gebruiksvoorwerpen en grondstoffen moest daarom geruild of gekocht worden. De Friezen, zoals de mensen die van Oost-Friesland tot en met Walcheren de kust toen bevolkten werden genoemd, hadden natuurlijk wel contacten met het binnenland. Maar er werd vooral handel gedreven met de bewoners van de kusten rond de Noordzee, zoals andere Friezen, Scandinaviërs en de Angelsaksen in Engeland.

We weten uit geschriften dat Deense Vikingen Walcheren in 837 geplunderd hebben. Want in de rijke handelsnederzetting viel veel te halen. Rond het jaar 890 werden er op Walcheren zelfs drie burgen gebouwd om de bevolking bescherming te bieden tegen dit soort rovers aan de kust. Het waren de Duinburg (Domburg), de Middelburg en de Zuidburg (Souburg).
Toch zijn er van die Vikingen op Walcheren bij de handelsnederzetting villa Walichrum geen tastbare bewijzen van aanwezigheid gevonden. Of liever gezegd: we hebben wel voorwerpen met Scandinavische kenmerken, maar die kunnen evengoed meegekomen zijn met góedwillende Denen, door kopen, ruilen of verliezen.

Rond 1000 kregen de bewoners zóveel last van het altijd overwaaiende zand, dat ze hun spullen opgepakt hebben en elders op een hoge plaats op het eiland zijn gaan wonen, b.v. bij de buren van de ‘Domburg’.

De resten van de nederzetting en de grafvelden kwamen van1650 tot 1960 met een zekere regelmaat weer tevoorschijn, nu op het strand, als door zware winterstormen en woeste golven de kleibodem onder het zand bloot kwam te liggen. Veel gevonden voorwerpjes werden geschonken of verkocht aan het Zeeuws Genoootschap. Ze vormen nu samen een bijzondere deelcollectie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *